In 1656 overlijdt Hendrick Hendricksz van Eijck, de schout van Zegveld, waardoor er een vacature ontstaat. Het Kapittel van Sint Marie te Utrecht heeft het recht tot het benoemen van een nieuwe schout. In dat archief (inv.nr. 606) is een inkijkje te vinden in het sollicitatieproces.
De eerste die solliciteert is Gerrit Adriaensz Nedersticht. Hij is getrouwd met Claesje Hendricks van Eijck, de zus van de overleden schout. Hij erft onder meer het recht op het schoutambt uit de boedel van zijn zwager. Aangezien het schoutambt reeds 80 jaar is ingevuld door de familie van zijn vrouw, vraagt hij vriendelijk om het ambt over te mogen nemen. Er volgt een warme aanbeveling van de schepenen van Zegveld, die aangeven dat Gerrit een vroom en eerlijk man is, trouw naar de kerk gaat, het ambt reeds lang in de familie is en dat hij zeer bekwaam is voor het schoutambt.
De handtekeningen of merken van de schepenen van Zegveld.
De volgende sollicitant is Mathijs van Roijen, schout van Kamerik Mijzijde. Hij heeft altijd trouw gediend als schout, maar het schoutambt van Zegveld geeft meer prestige en inkomsten. Hij verzoekt dus vriendelijk om schout te mogen worden van Zegveld.
De derde sollicitant is Johan Freser, schout van Kamerik. Hij is niet bekend met de naam van de overleden schout, want die blijft leeg in zijn sollicitatiebrief. Hij is nu twee jaar schout van Kamerik, maar heeft daarvoor al lang kunnen oefenen. Hij twijfelt er niet aan dat hij het werk tot tevredenheid kan doen. Daarom verzoekt hij onderdanig om tot schout van Zegveld benoemd te worden.
Geeft ootmoedel. te kennen Johan Freser schout van Camerick dat hij supplnt. bericht is dat door t’overlijden van … is comen te vaceren het schoutampt van Segvelt …
Als vierde stuurt Adriaen Leechburch, secretaris van Harmelen, een korte brief. Hij wil graag gepromoveerd worden tot schout. De laatste sollicitant is Jan van Noortwijck van het Hof van Utrecht, ook met een korte brief. Hij verzoekt ootmoedig om schout te mogen worden van Zegveld.
Johan Freser wordt op 10 juli 1657 als schout benoemd. Waarom hij de gelukkige is, wordt niet duidelijk. Het schoutambt kost hem wel 3.000 gulden. Hij blijft daarnaast ook schout van Kamerik Mijzijde. Johan de With wordt op 18 mei 1685 benoemd als schout van Zegveld als opvolger van de overleden Johan Freser.
De vader van Hendrick Hendricksz van Eijck, Hendrick Cornelisz van Eijck, is een van mijn voorouders. Het is dus interessant om te zien dat het schoutambt in 1657 reeds 80 jaar in de familie zit. Op 7 maart 1589 draagt Neeltgen Jansdr, de weduwe van Hendrick Gerritsz, het schoutambt over aan Cornelis Roelofsz, die dus zonder twijfel de vader is van Henrick Cornelisz van Eijck. Hendrick Gerritsz wordt op 7 november 1578 benoemt als schout als opvolger van Roelof Willemsz, die op zijn beurt op 11 juni 1563 het schoutambt overneemt van Willem Ludolph Ricoltsz. De benoeming lijkt elke keer voor zes jaar te zijn. Als Cornelis Roelofsz de zoon is van Roelof Willemsz, dan is hij in 1578 waarschijnlijk nog niet oud genoeg om het ambt over te nemen van zijn vader. Hendrick Gerritsz is dan een plaatsvervanger, na wiens overlijden het schoutambt weer terug in de familie komt. De genoemde tachtig jaar is dus niet helemaal correct, wat mogelijk iets zegt over het collectieve geheugen in dit dorp.
Deze familie heeft dus bijna de hele Opstand het schoutambt bekleed in Zegveld. De jaren 1575 en 1576 zal zonder meer de lastigste tijd zijn geweest, omdat toen een jaar lang Woerden belegd is geweest. In de collectie van het Rijksmuseum is een gravure van het Beleg van Woerden uit ca. 1700 aanwezig die wordt toegeschreven aan Coenraet Decker. Daarop is aan de rechterkant Zegveld te zien. De Spaanse, Duitse en Waalse troepen zullen een flinke impact hebben gehad op Zegveld.
One Response
Kende deze blog niet. Leuk! Ik heb ook meteen de rss feed toegevoegd aan de interessante blog posts gadget op mijn nederlandstalige genealogie blog.