De familie Brunt met wortels in Bodegraven en Willeskop

Inleiding

Bij het bewerken van de morgenboeken van Bodegraven en Reeuwijk was me de naam Willem Jansz Brunt al een aantal keer opgevallen. Hij bezat onder meer land in de Broekvelden van Zwammerdam. Dat was genealogisch gezien prettig, want het rechterlijk archief van Zwammerdam is redelijk compleet bewaard gebleven. In een akte bleken de kinderen van Willem Jansz Brunt op een rijtje te staan. Ik heb twee generaties aan nageslacht van Willem en zijn broer Hendrick uitgewerkt.

De broers Brunt

Willem Jansz Brunt heeft een broer in Willeskop. Willem treedt op 27-1-1607 (o.s.) namelijk op als oom en bloedvoogd bij de uitkoop van de kinderen van za. Henrick Jansz Brunt en Annichgen Petersdr.1

Er woont ook een Herman Jan Bruntsz in de omgeving, waarvan het niet zeker is dat hij een broer is. Herman treedt op zijn beurt op als oom en bloedvoogd bij de uitkoop van de kinderen van za. Brunt Jansz en Marijcken Peter Blocxdr. Jan Bruntsz en Willem Bruntsz, getrouwd met Dieuwken Jansdr, zijn mondig. Dat geldt niet voor Peter, Cornelis, Marrichgen en Aeltgen. Jan Bruntsz koopt van zijn moeder haar huis in Montfoort en er is sprake van bruikland in Kort Heeswijk en Den Eng.2,3 Maritgen Brunten, de dochter van Brunt Jansz, is op 20-11-1647 ongehuwd als ze haar testament opmaakt, waarbij ze haar zus Aeltgen Brunten en de kinderen van haar broer Jan Brunten tot erfgenamen benoemt.4

De verschillende Brunten komen voor in de manualen van het oudschildgeld. In 1599 bezitten Herman Jan Brunten en Brunt Jansz land onder IJsselveld. Herman Jan Brunten bezit ook land in Schagen en Den Eng. Henrick Jan Brunten is de eigenaar van verschillende stukken land onder Willeskop. Bovendien is er in 1599 een Jan Bruntensz die samen Herman land bezit onder Schagen en Den Eng en een Jan Bruntensz die land bezit in Willeskop.5 Vermoedelijk is dat de zoon van Brunt Jansz.

Het is verleidelijk om oude en jonge Jan Bruntsz, die rond 1560 worden genoemd in het archief van de weeskamer van Montfoort, te zien als voorouders. Deze twee Jan Bruntsz zijn vrijwel zeker broers. Hun aanwezigheid maakt dat er voorzichtigheid geboden is bij het aannemen van verwantschap tussen Willem, Henrick, Herman en Brunt. Dit artikel richt zich op het nageslacht van Willem (Ia) en Henrick Jansz Brunt (Ib), van wie het zeker is dat ze broers zijn.

De zoektocht naar Adriaen Willemsz

Dat Willem Jansz Brunt een zoon heeft met de naam Adriaen, is zeker. Volgens de akte waarin de kinderen van Willem Jansz Brunt worden genoemd, woont Adriaen Willemsz Brunt in de landen van Montfoort. Een akte van 18-10-1636 (o.s.) geeft aan dat Adriaen Willemsz Brunt in Willeskop woont,6 wat hoort onder de landen van Montfoort. Er was niet meer te vinden over Adriaen Willemsz Brunt, ook niet in het rechterlijk archief van Willeskop. Een Cornelis Ariensz Brunt liet vanaf 1642 verschillende kinderen dopen in Bodegraven. Zou hij een zoon kunnen zijn van Adriaen Willemsz Brunt?

Bij de zoektocht naar een Arien Willemsz in Willeskop kwam een bekend persoon bovendrijven, namelijk Arien Willemsz van Bodegraven (ook Bodegraver of Borever genoemd). Deze Arien Willemsz is een voorouder van mij. Hoewel ik Cornelis Adriaensz Brunt als zijn zoon in mijn aantekeningen had staan, viel het kwartje niet. Dat kwam met name door de afstand tussen Bodegraven en Willeskop. Pas toen ik de doop van de kinderen van Cornelis Adriaensz Brunt beter ging bekijken, werd het steeds duidelijker. Het eerste puzzelstukje was dat Cornelis Adriaensz Brunt in Willeskop woonde. Het tweede, belangrijkste stukje, was dat Cornelis Ariensz bij het dopen van Beertjen op 27-4-1664 behalve Brunt ook Boorrever werd genoemd.

Cornelis Ariensz Brunt, alias de Boorrever.

De broers en zussen van Cornelis kwamen langs als doopgetuigen: Annitgen Ariensdr Brunt, Neeltjen Ariensdr Brunt, Jan Ariensz Brunt wonende te Willeskop en Trijntgen Ariens Brunt, vrouw van Cornelis Ariensz, wonende op Mastwijk. Deze personen werden ook in een akte van 10-02-1675 (o.s.) genoemd met de achternaam Bodegraver.7

Het laatste puzzelstukje was het handmerk van Adriaen Willemsz.

Het merk van Adriaen Willemsz Brunt uit 1636.

Het merkt van Adriaen Willemsz Borever uit 1650.8

Genealogie

Ia. Willem Jansz Brunt, weesmeester van Bodegraven (1591-1592), ambachtsbewaarder (1608), won. te Bodegraven, overl. voor 25-4-1624.

9-1-1581: Willem Jansz Brundt, wonende tot Bodegraven, claecht over Claes Claesz Blockhouwer omme gevrijt te wesen vande huijercedulle ende obligatie, d’welcke hij voirde voirsz Claes verleeden heeft te betalen Geerloff Jacopsz, die wede. ende kinderen van Wouter Jacopsz, wonende ter Goude, volgende obligatie bijde voirsz Claes gepasseert tot vordel vande voirsz Willem Jansz Brunt, waer van hem hier beneffens copie authentijck gepresenteert wert. Concludeert bij provisie tot namptissement van den resterende penn. vande voirsz huijercedulle ende obligatie mitte costen als van obligatie xv gulden xij st. off zoe veel mit als hij bewijsen kan daer op betaelt te hebben ende vande huijercedulle xx gul. alsoe dander xx gulden betaelt zijn bijde voirsz Willem Jansz Brunt. Schepenen condempneeren de voirsz Claes Claesz in d’eerste deffaulte bij provisie de pen. inde clachte geroert te namptiseren ende verleende d’eijscher d’anderde citatie. Actum den ixen januari xvC lxxxj.
Schepenen hebben voor vonnisse gewesen tusschen perthijen Willem Jansz Brunt ter eenre ende Claes Claesz Blockhouwer ter andere als dat Claes Claesz de penn. inde clachte gementioneert zall namptiseren een hij aen recht macht. Aldus gepro… bij Cornelis Ghijsbertsz, Mateus Willemsz, Aelbert Govertsz, Ghijsbert Stoffelsz ende Jacop Willemsz backer. Actum den xxiijen januarij 1581 ende verlenen d’eijscher de derde citatie. Actum als boven.9

12-10-1592: Jan van Cadts Cornelisz schoudt tot Swammerdam claecht over Willem Jansz Brunt ende zijn gearresteerde landen gelegen inde jurisdictie van Swammerdam ende die gearresteerde koeijen ende beesten opt zelffde lant gaende ende bijden bode in arrest genoomen omme betalinge te hebben van zijn pontgelt den voorn. schoudt vanden gedaechden verscenen ende competerende van den zelve landen die den gedaichden indeesen jegenwoordigen jaere xcij gecoft heeft van d’erffgenamen vanden innocenten Henrick Harmensz volgende de costumen van den landen. Concludeert tot condemnatie ende bij provisie tot namptissement mitte costen actum den xije octobris anno xvC xcij.
xiiij dagen in staten gestelt opden xxvjen october 92
Bij malcander geweesen omme t’accordeeren. Ende indijen parthijen nijet accordeeren en konnen dat zij over xiiij dagen als huijden weder op huer goede recht zullen comen, actum den ixen novembris 92.10

Willem Jansz Brunt wordt voor 15 pond aangeslagen in de 200e penning van Bodegraven, 1602.11

Willem Jansz Brunt is ambachtsbewaarder van de Zuidzijder- en Weipoortpolder in 1608.

Volgens de transportakte uit het rechterlijk archief van Zwammerdam verkopen de kinderen van Willem Jansz Brunt het land van hun vader aan de kinderen van jonkheer Willem van Mathenesse. Dit land is te volgen in de morgenboeken van de Zuidzijder- en Weipoortpolders te Bodegraven.12

1580: Heijnrick Hermansz innocendt xiiij m. ij hont
Willem Jansz Brundt gebruijcker
1620: Heijndrick Harmans den dooven eijghen Claes Bruggens bruijckt en sijn twee weeren geteijckent met vj ende es groot xiiij m. j5c xxviij ro.
nu eijgenaer Willem Jansz Brunt en nu bruijcker Ghijsbert Jan Joostens
1624: Heijndrick Harmansz den doeven eijghen Claes Bruggen bruijckt die twee weeren geteijckent met vj ende es groot xiiij margen j5c xxviij ro.
nu eijgenaer die kinderen van jonckheer Willem van Mathenes ende gebruijcker Jan Heijndricxz Bos

Deze uitsnede van een kaart van Floris Balthasars laat zien waar de landen van Willem Jansz Brunt gesitueerd zijn.13

25-4-1624: Oude Jan Willemsz Brunt, wonende te Woerden, voor zichzelf en met procuratie, op 23-11-1623 gepasseerd voor het gerecht van Bodegraven, van jonge Jan Willemsz Brundt, zijn broer, wonende in Middelburg in Zeeland, Adriaen Willemsz Brunt, wonende in de landen van Montfoort, Wouter Claesz, wonende te Bodegraven, man en voogd van Hilletgen Willemsdr en Gijsbert Jan Joosten, mede wonende te Bodegraven, als vader met oude Jan Willemsz Brunt als oom bloedvoogden van zijn twee weeskinderen, verwekt bij Heijndrickgen Willemsdr, allen kinderen, kleinkinderen en erfgenamen van za. Willem Jansz Brunt, in zijn leven wonende aan de zuidzijde van Bodegraven. Ze verkopen aan jonkheer Carles van Mathenesse, ruwaard en baljuw van het Land van Putten, en Johan, heer van Mathenesse, Riviere, Opmeer, Souteveen, etc., voogden van de weeskinderen van za. jonkheer Willem van Mathenesse, in zijn leven heer van Rasquert, een hofstede van 14 morgen 178 roeden gelegen in de Zuidzijderpolder van Bodegraven, strekkende van de van de Rijn tot de Neskade, belend ten oosten Jacob Cornelis Joosten en ten westen Dammis Gerritsz c.s; nog 9 morgen 147 roeden land in de Bodegraver Kampen onder Zwammerdam, strekkende van de Afwetering tot de Oud-Bodegraverwetering, belend ten oosten de kinderen van Pieter Lodewijcxsz en ten westen voornoemde Dammis Gerritsz; nog 6 morgen 360 roeden in het Broekveld onder Zwammerdam, strekkende van de Oud-Bodegraverdijk tot de Sloeten, belend ten oosten de heer van Lisse en ten westen voor Dirck Verseijl en achter Dirck Govertsz; nog de eeuwige erfhuur van 1,5 morgen land gelegen in de Vromade, eigendom van de erfgenamen van za. mr. Frederick Brunt, strekkende van de Neskade tot de Afwetering, belend ten oosten Jacob Cornelis Joosten en ten westen Dammis Gerritsz.14

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1. Oude Jan Willemsz Brunt, volgt IIa.
2. Jonge Jan Willemsz Brunt, volgt IIb.
3. Adriaen Willemsz Brunt, volgt IIc.
4. Hilletgen Willemsdr, volgt IId.
5. Heijndrickgen Willemsdr, volgt IIe.

Ib. Hendrick Jansz Brunt, gezworene, won. te Willeskop, begr. 1-6-1606 (o.s.) te Montfoort15, tr. Annichgen Petersdr.

Henrick Jan Brunten is als eigenaar en bruiker van verschillende stukken land in Willeskop genoteerd in de manualen van het oudschildgeld: Hij is eigenaar van 5 morgen land in twee percelen, een akker van ca. ½ morgen groot, deels eigenaar van een werfje van 25 roeden met zijn huis en boomgaard en voor een vierde deel eigenaar van drie percelen, samen 4 morgen 75 roeden groot. De kerk van Montfoort is mede-eigenaar van zijn huis. Hij gebruikt nog 2 morgen van de kerk van Montfoort, 1 morgen van het Heilig-Kruisvicarie te Montfoort en 4 morgen van het St.-Anthonisvicarie te Montfoort.16

Claes Cornelisz bruijckt drie mergen landts hem selver toebehorende bij eede ‘ts[jaers] om vj phs. gul. f[aci]t. iij out s[chilt] xxiiij st.
Nu eijgenaer ende bruijcker Jan Henrick Bruntensz. [De scribent herstelt de fout met de nummers 1 en 2. Het moet zijn: Henrick Jan Bruntensz.]17

16-1-1597 (o.s.): Henrick Jan Bruntsz, gezworene van Willeskop, treedt op als getuige. Het gaat om de uitkoop van zijn schoonzus Cornelia Petersdr, die de kinderen uitkoopt die ze heeft verwekt bij Peter Jansz Brouwer den ouden, haar overleden eerste man.18

12-5-1586 (o.s.): Henrick Jansz, wonende te Willeskop, neemt een hoofdsom van 200 gulden aan van Beertgen, het weeskind van za. Henrick Woutersz, verwekt bij Marrichgen Cornelisdr.
9-3-1603 (o.s.): Gijsbert Reijersz Schenaert en Beertgen Henricxdr hebben de hoofdsom van 200 gulden van Henrick Jan Bruntsz ontvangen.19

9-3-1603 (o.s.): Henrick Jan Bruntsz, wonende te Willeskop, neemt aan van de vijf weeskinderen van za. Cornelis Willemsz Collaert een hoofdsom van 200 gulden.
4-5-1610 (o.s.): Jan Cornelisz Collert, voor zichzelf en als voogd van zijn broer en zussen, ontvangt van Peter Henricksz Brunt de hoofdsom van 200 gulden.20

3-2-1605 (o.s.): Henrick Jansz Brunt, wonende te Willeskop, oom van Marrichgen, het weeskind van za. Neeltgen Petersdr, verwekt bij Adriaen Louwen, haar tweede man, neemt een hoofdsom van 38 gulden 12 stuivers aan van het weeskind.
19-4-1607 (o.s.): Jan Petersz Brouwer, broer van Marrichgen Adriaen Louwen, ontvangt van Peter Henricxsz Brunt de hoofdsom van 38 gulden 12 stuivers.21

27-1-1607 (o.s.): Peter Henricxsz, broer van Bastiaen en jonge Peter Henricxsz, weeskinderen van za. Henrick Jansz Brunt, verwekt bij Annichgen Petersdr, als koper van het huis, getimmerte, landen en andere goederen volgens het contract van uitkoop d.d. 16-1-1607, neemt ter vermindering van het uitkoopbedrag aan van de weeskinderen de hoofdsom van 366 gulden 14 stuivers, de waarde van hun deel van de erfenis. Hij zal bij hun huwelijk de kleding vergoeden of 30 gulden betalen. Als onderpand geldt 2,5 morgen eigen land, gemeen met een stuk van 10 morgen met huis, bergen en getimmerte, gelegen te Willeskop, strekkende tot de Blokwetering, belend ten oosten Cornelis Rijckensz en ten westen de huisvrouw en kinderen van Antonis Crom. Willem Jansz Brunt, oom en bloedvoogd, heeft consent gegeven. 
2-2-1624 (o.s.): Bastiaen Henricxsz heeft van Peter Henricxsz Brunt, zijn broer, de uitkoop van zijn vaderlijke erfenis ontvangen.22

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1. Oude Peter Henricxsz Brunt, volgt IIf.
2. Jan Henricxsz Brunt, volgt IIg.
3. Bastiaen Henricxsz Brunt, volgt IIh.
4. Jonge Peter Henricxsz Brunt.

IIa. Oude Jan Willemsz Brunt, won. te Woerden, tr. Geertgen Jansdr. Ze tr. 2e Pieter Huijgensz de Hooch.

Jan Willemsz Brunt wordt een aantal keer vermeld in de transportaktes van Woerden. Zijn huwelijk met Geertgen Jansdr zal kinderloos zijn geweest, want Geertgen wijst haar zus Grietgen Jansdr aan als haar enige erfgenaam.

24-5-1617: Willem Jansz van Leijden verkoopt aan Jan Willemsz Brunt een huis en erf in de Poelstraat, strekkende van de straat tot de Moddersloot, belend ten oosten Cornelis Jansz lijndraaier met huis en erf en ten westen Gillis Cornelisz met huis en erf.23

16-7-1625: Jan Hendricxsz van Cromwijck, schoolmeester, wonende te Waarder, transporteert aan Jan Willemsz Brunt een huis met erf en poort op de dijk, staande in de Haverstraat, strekkende van de straat tot het huis van Cornelis Cornelisz kistenmaker, belend ten noorden Jacob Claesz e.a. met hun huis en ten zuiden de comparant achter en het weeshuis voor.24

23-4-1627: Jan Christoffelsz Glimmer, glazenmaker te Woerden, transporteert aan Jan Willemsz Brunt 11 morgen hoog-, wei- en hooiland gelegen op Bulwijk, belend ten oosten de Linschoten en ten westen, zuiden en noorden de landen van de Domeinen, met Gerrit Dirck Gerritsz als bruiker.25

3-5-1634: Jan Willemsz Brunt, burger van Woerden, transporteert aan Maeijcken Jansdr, weduwe van Christiaen van de Walle, een huis en erf in de Poelstraat, strekkende van de straat tot de Moddersloot, belend ten oosten Cornelis Jansz lijndraaier en ten westen Gillis Cornelisz.26

18-5-1634: De kinderen en kleinkinderen van Heijnderick Cornelisz van Cromwijck en Merrichgen Jacobs, beiden overleden, transporteren aan Jan Willemsz Brunt, burger te Woerden, vier huisjes met erven, staande aan de stadsdijk bij de Kromwijkerpoort, belend ten oosten het huis van Cornelis Cornelisz kistenmaker en ten westen het erf of gang van voornoemde Jan Willemsz Brunt, strekkende van de stadsdijk tot het erf van voornoemde Brunt.27

12-5-1659: Grietgen Jansdr, laatst weduwe van Bouwen Pietersz Stam, geassisteerd door heer Johan Dibbits, burgemeester van Woerden, haar gekozen voogd, die het recht verkregen heeft van haar zus Geertgen Jans, die getrouwd was met Jan Willemsz Brunt en later met Pieter Huijgensz de Hooch. Grietgen Jans is in het testament, op 20-7-1636 gepasseerd voor notaris en getuigen, aangewezen als enige erfgenaam van haar overleden zus. Ze verkoopt aan heer en mr. Willem van Strijen een perceel of weer land, te verongelden voor 11 morgen, gelegen op Bulwijk over de hoge brug.28

IIb. Jonge Jan Willemsz Brunt, won. te Middelburg in Zeeland.

Over Jonge Jan Willemsz Brunt heb ik niets kunnen vinden. Er zijn twee personen die zonen zouden kunnen zijn. Voorzichtigheid is hierbij geboden.

Jan Jansz Brun (hij tekent met Jan Jansen Brunt) van Middelburg, 24 jaar oud, met vaders consent, wonende in de Nieuwenstraat, schuiermaker, gaat op 19-3-1632 te Amsterdam in ondertrouw met Willemtie Joris Dijckman van Amsterdam, 18 jaar oud, geassisteerd door mr. Joris Dijckman, haar vader, en Aeltie Pouwels, haar moeder, wonende aan de Nieuwzijds Achterwal. Op 18-3-1634 machtigt hij zijn vrouw om in zijn absentie zijn zaken te regelen. Hij vertrekt met het schip Prins Willem naar Oostindië.29 Op 5-1-1664 gaat Joris Brund te Amsterdam in ondertrouw met Catarina Cretsers. Hij is van Ambon, chirurgijn en 23 jaar oud, dus geboren in 1641.

Abraham Jansz Brunt treedt in 1638 in Middelburg op als voogd van Susanna van Averne.30 In 1636 wordt Abraham Brundten, burger van Middelburg in Zeeland, in Amsterdam gemachtigd door Margarieta Sandra, weduwe van Guiliam Louwerens, om van Pieter van den Abelen te Vlissingen geld te innen.31 In 1646 wordt te Abraham Jansz Brunt, schuiermaker, wonende te Middelburg, in Amsterdam gemachtigd door Paulus Emtinck, koopman te Amsterdam, om van de weduwe van Jan van Tune, in zijn leven schuiermaker te Middelburg, geld te innen.32

IIc. Adriaen Willemsz Brunt (van Bodegraven, Bodegraver, Borever), won. te Willeskop, overl. na 14-5-1650, tr. Lijsbetgen Cornelisdr, begr. NG Montfoort 20-3-1649 (o.s.)33, dochter van Cornelis Rijckensz en Catharijna Floren, tr. NG Montfoort 1650 Aeltgen Lambertsdr, 1e wed. van Herman Henricxz (tr. Nieuwpoort 12-5-1613) en 2e wed. van Jacob Joosten (tr. Nieuwpoort 11-2-1638).

9-1-1614 (o.s.): Cornelis Rijckensz, als weduwnaar voor zichzelf en met het recht verkregen door uitkoop van zijn voor- en nakinderen, draagt over aan Adriaen Willemsz van Bodegraven, zijn schoonzoon, en Lijsbetgen Cornelis, zijn dochter, het eigendom van 4,5 morgen land met een huis, bergen en een schuur gelegen in Willeskop in een weer van 13 morgen bruikland die Adriaen en Lijsbetgen op dit moment bruiken, belend ten oosten de erfgenamen van [onleesbaar] en ten westen [onleesbaar] Henricksz Brunt c.s.34

16-6-1616 (o.s.): Arien Willemsz van Bodegraven, zwager van Rijchart en Trijntgen, de twee weeskinderen van Cornelis Rijckensz en Arckgen Jansdr, neemt aan van hun bloedvoogden, hun broer Floris Cornelisz en hun oom Quirijn Jansz Sluijs, een hoofdsom van 230 gulden 2 stuivers. Als onderpand geldt 4,5 morgen land in Willeskop, gemeen met de burggraaf van Montfoort en het Kapittel van memorieheren van Montfoort, belend ten oosten de executeurs van het testament van mr. Evert van der Pol en ten westen Pieter Henricxsz Brunt c.s.35

1616: Adriaen Willemsz van Bodegraven, oom van de twee dochters van za. Marrichgen Cornelisdr en Pieter Henricxz Brunt, neemt aan van Floris Cornelisz, oom en bloedvoogd en de kinderen [akte niet afgemaakt].36

4-12-1617 (o.s.): Adriaen Willemsz van Bodegraven draagt over aan Cornelis Jansz van Linschoten de eigendom van 4,5 morgen met huis, bergen en een schuur gelegen in Willeskop, gemeen met 9 morgen land, in het geheel strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Blokwetering, belend ten oosten de executeurs van het testament van mr. Everard van de Pol en ten westen Peter Henricxsz Brunt c.s.37

14-5-1622 (o.s.): Floer Cornelisz, buurman in Willeskop, neemt aan van Peter Henrixsz Brunt als vader en voogd van Trijntgen en Merrichgen, weeskinderen van za. Merrichgen Cornelis Rijcken, een hoofdsom van 354 gulden. Arijen Willemsz Bodegraven stelt zich borg. Alles met consent van Peter Henricxsz Brunt.
11-5-1640 (o.s.): Arijen Ghijsz, getrouwd met Trijntgen Pieters, en Claes Dammen, getrouwd met Merrichgen Pietersdr, hebben uit handen van Cornelis Floeren 354 gulden met alle rente ontvangen.38

14-5-1623 (o.s.): Arijen Willemsz Bodegraven neemt van de onmondige kinderen van Cornelis Rijcken en de nakinderen van Merrichgen Cornelis aan een hoofdsom van 1.696 gulden. Hij krijgt het geld van Floer Cornelisz en Peter Henricxsz Brunt als bloedvoogden en vader.39

18-4-1624 (o.s.): Merrichgen Jans, weduwe van Jan Henrick Huijgensz, geassisteerd door Cornelis Jan Henrick Huijgensz, haar gekozen voogd, transporteert aan Arijen Willemsz Bodegraven 3 morgen land in Willeskop, strekkende van de Hollandsche IJssel tot Halve Tiendeweg, belend ten oosten Anthonis Gerritsz Cort bruiker en ten westen Aert Gerritsz Vosch bruiker.40

22-5-1626 (o.s.): Arijen Willemsz Bodegraver, buurman in Willeskop, is schuldig aan Johan Crom, burger van Utrecht, namens de onmondige kinderen van Willem Crom, zijn overleden broer, een hoofdsom van 800 gulden met een jaarlijkse losrente van 44 gulden. Als onderpand geldt bovengenoemde 3 morgen land. Afgelost op 28-6-1630.41

1-8-1630 (o.s.): Arijen Willemsz Bodegraven transporteert aan jonkheer Justus van Rijsenburg, heer van Rijsenburg, wonende te Utrecht, 3 morgen land gelegen in Willeskop, strekkende van de Halve Tiendeweg tot de Hollandsche IJssel, belend ten oosten de baljuw van Oudewater, ten westen de Commanderij van Montfoort en ten zuiden voornoemde jonkheer van Rijsenburg.42

14-6-1650: Arien Willemsz Borever, weduwnaar van Lijsgen Cornelisdr, wonende te Willeskop, geassisteerd door Jan Ariensz Borever, zijn zoon, aan de ene, en Aeltgen Lambertsdr, weduwe van Jacob Joosten, wonende in de Nieuwpoort, geassisteerd door Arien Joosten, haar zwager, aan de andere zijde, gaan binnenkort hun huwelijk voltrekken. Hij brengt in 20 morgen huurland met het eigendom van het getimmerte erop, gelegen te Willeskop, inclusief huisraad en inboedel, belast met 1.500 gulden aan zijn kinderen, volgens het testament van za. Geertgen Jansdr gepasseerd te Woerden. Zij brengt in de helft van een eigen huis in Nieuwpoort met de lijftocht van de andere helft, die eigendom is van de kinderen van Jacob Joosten, haar overleden man, een vierde deel van een huis in Nieuwpoort, waarvan de kinderen de andere drie vierde bezitten, 150 gulden en haar huisraad en inboedel. De langstlevende krijgt lijftocht van de ingebrachte goederen. Na het overlijden van beiden zullen de goederen weer verdeeld worden zoals ze bij het huwelijk zijn ingebracht.43

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1.      Jan Ariensz Bodegraver, volgt IIIa.
2.      Cornelis Adriaensz Brunt, volgt IIIb.
3.      Annitgen Ariensdr Brunt.
4.      Trijntgen Ariensdr Bodegraver, volgt IIIc.
5.      Floris Adriaensz Bodegraver, volgt IIId.
6.      Neeltgen Adriaensdr Bodegraver, volgt IIIe.

IIIa. Jan Ariensz Bodegraver (Brunt, van Bodegraven, Borever, Hogeboom), schepen van Willeskop en Kort-Heeswijk (1659-1660)44, won. te Willeskop (1645), overl. tussen 2-4-1657 en 4-10-1668 (o.s.), tr. NG Montfoort 1-1633 Grietgen Gerritsdr uit het Oosteinde van Waarder, overl. voor 4-10-1668 (o.s.), dochter van Gerrit Hagensz.

14-06-1650: Jan Ariensz Borever is getuige bij het huwelijk van zijn vader Arien Willemsz Borever, weduwnaar van Lijsgen Cornelisdr, wonende te Willeskop, en Aeltgen Lambertsdr, weduwe van Jacob Joosten, wonende te Nieuwpoort.45

2-4-1657 (o.s.): Rijck Cornelisz van den Caten, weduwnaar van Claertken Crijnen, toekomende bruidegom, gesterkt door Cornelis Flooren, Jan Adriaensz Bodegraver, Flooris Adriaensz Bodegraver, Cornelis Adriaenssen Hollander en Cornelis Willemsen Loij, zijn neven, aan de ene, en Aelbertken Tonisz, weduwe van Cornelis Gerritsen Neelen, gesterkt door Claes Cornelisz, Dirck Anthonisz Ruijwen, Adriaen Gerritsz de Lange, haar zoon en schoonzonen, toekomende bruid, aan de andere zijde, gaan trouwen. De bruidegom brengt in 8 morgen land in Sluipwijk, een huis bij de Driebruggen, een melioratie van een huis op een kade aan de Driebruggen, 1.000 gulden in geld en obligaties, huisraad en inboedel. De bruid brengt in 3.700 gulden uitstaand bij o.a. Jan Cornelissen Neelen en beddengoed.46

Rijck Cornelisz van Caten (Cats) is de zoon van Cornelis Rijckensz, de (aangetrouwde) grootvader van Cornelis, Jan, Floris en Cornelisz. Cornelis Willemsz Loij lijkt een neef te zijn via Claertgen Crijnendr, aangezien hij de executeur is van haar testament.47

4-10-1668: Willem Jansz Bodegraven, voor zichzelf, mitsgaders Hendrickgen Jans Bodegraven, ook voor zichzelf, geassisteerd door Floris Adriaensz Bodegraven en Jan Gerritsz den outsten, haar ooms van vaders- en moederskant, haar gekozen voogden, aan de ene, en Gerrit Jansz Bodegraven, ook voor zichzelf, allen wonende te Willeskop, kinderen en erfgenamen van Jan Adriaensz Bodegraven en Grietgen Gerrits, hun overleden ouders, aan de andere zijde. Ze komen tot een definitieve uitkoopregeling vanwege de boedel en goederen van hun ouders. Ze houden 600 gulden die uitstaat bij voornoemde Floris Adriaensz en Cornelis Arien Gerritsz, ieder een derde deel. Willem en Hendrickgen Jans delen onderling het haaf en de roerende goederen in de boedel, waarbij ze Gerrit Jansz 550 gulden uitkeren. Getuige is Jan Gerrit Hagensz, ook oom van moederskant, wonende te Waarder.48

10-2-1675 (o.s.): Arien Cornelissen Hollander, voor zichzelf en zich sterkmakende voor Trijntgien Ariens Bodegraver, zijn moeder, Willem Janssen Bodegraver, voor zichzelf en zich sterkmakende voor de Gerrit Janssen ende Henrickgien Jans Bodegraver, zijn broer en zus, kinderen en erfgenamen van Jan Adriaenssen Bodegraver, voornoemde Arien Cornelissen Hollander en Willem Janssen Bodegraver zich samen sterkmakende voor Jan Flooren Bodegraver, zoon en mede-erfgenaam van Floor Ariensz Bodegraver, zijn overleden vader, samen mede-erfgenamen van Neeltgien Ariens Bodegraver, hun overleden tante, machtigen Cornelis Adriaenssen Bodegraver, hun oom en mede-erfgenaam van Neeltgien Ariens Bodegraver, om te transporteren aan Merten N. Baes timmerman, wonende te Reeuwijk, een erf en vervallen huis te Bodegraven, nagelaten door voornoemde Neeltgien Ariens Bodegraver.49

8-3-1675: Gerrit en Joost Ariensz Twaelffhoven, voor henzelf en hen sterkmakende voor Nellitjen Ariensdr Twaelffhoven en de kinderen van Trijntjen Ariensdr, verwekt bij Meijndert Cornelisz Vlasman, kinderen en kleinkinderen van wijlen Arien Gerritsz Twaelffhoven, mede-erfgenamen van za. Pieter Jansz van Leeuwen, die weduwe en boedelhouders is geweest van wijlen Trijntjen Gerritsdr Twaelffhoven. Idem Pieter Jansz Hoogeveen, voor zichzelf en als voogd van het nagelaten kind van Jan Jansz Hoogeveen, en Ghijsbert Jansz Ravesteijn als man en voogd van Maria Jansdr Hoogeveen, kinderen van za. Jan Cornelisz Hoogeveen en Fijtjen Pietersdr van Nes, alsmede Pieter Aertsz Verhoeff, getrouwd met Maria Aertsdr van Nes, voor zichzelf en zich sterkmakende voor Pieter, Annitjen en Trijntjen, kinderen van Aert Pietersz van Nes, mitsgaders Pieter, zoon van za. jonge Cornelis Pietersz van Nes. Cornelis Ariensz Brunt, voor zichzelf en met procuratie van Arien Cornelisz Hollander, voor zichzelf en zich sterkmakende voor Trijntjen Adriaensdr, zijn moeder, idem van Willem Jansz Bodegraver, voor zichzelf en zich sterkmakende voor Gerrit Jansz en Hendrickjen Jansdr Bodegraver, zijn broer en zus, kinderen en erfgenamen van Jan Adriaensz Bodegraver, en verder alles volgens de procuratie, op 10-2-1675 gepasseerd voor notaris Georgius van Cortenes en getuigen te Montfoort, Cornelis Ariensz Brunt zich nog sterkmakende voor Annitjen Florisdr en Pieter Gerrit Carsz, getrouwd met Lijsbeth Florisdr. Ze zijn samen collaterale erfgenamen van Wouter Pietersz van Nes en Neeltjen Ariensdr Brunt. Ze verkopen aan Maerten Cornelisz van Outshoorn mr. timmerman, tegenwoordig wonende in Buitenkerk onder Bodegraven, een erf waarop o.a. een huis heeft gestaan, door de invasie van de vijand verbrand, gelegen in het westeinde van het dorp Bodegraven, strekkende van de Ommeloop tot de Rijn, belend in het geheel ten oosten Annitjen Cornelisdr, weduwe van Jan Sijmonsz van Ravensberch, en ten westen Wouterus van Nieupoort. De koper betaalt 225 gulden aan de erfgenamen van Pieter Jansz van Leeuwen en 220 gulden aan de erfgenamen van Wouter Pietersz en Neeltjen Ariensdr.50

Uit dit huwelijk, allen NG ged. te Oudewater:
1.      Hendrickgen Jansdr Bodegraver, ged. 25-4-1635.
2.      Willem Jansz Bodegraver, ged. 10-3-1638.
3.      Gerrit Jansz Bodegraver, ged. 3-2-1641.
4.      Harmen Jansz Bodegraver, ged. 26-6-1644.

IIIb. Cornelis Adriaensz Brunt, ambachtsbewaarder (1676), won. te Willeskop en aan de Meije (1658), overl. ca. 168651, tr. Bodegraven (otr. NG Montfoort 1-1640) Grietgen Cornelisdr van der Lelijen uit Bodegraven, overl. ca. 169852, dochter van Cornelis Dirck Thomasz en N.n. Meesdr.

Dirck Thomasz en Adriaentgen Pietersdr hebben twee zonen met de naam Cornelis. In 1618 is een Cornelis in leven, terwijl de andere Cornelis, die met Annetgen Pietersdr één kind heeft gekregen, reeds is overleden.53 De Cornelis Dirck Thomasz de vader van Grietgen Cornelisdr, is getrouwd met een dochter van Mees Dircxsz en Beertgen Pietersdr. Beertgen Pietersdr, weduwe van Mees Dircksz, grootmoeder van vaderskant, is getuige bij de Lutherse doop van Bartholomaeus, zoon van Jan Bartholomaeusz op 3-3-1655 te Bodegraven. Bij de Lutherse doop van Beukel, zoon van Dirck Cornelisz van de Lelije op 2-2-1656 is bijna de hele familie getuige, waaronder Beertgen Pietersdr, weduwe van Mees Dircksz, de overgrootmoeder van het kind van vaderskant.

Cornelis Ariensz Brunt is in 1676 ambachtsbewaarder van de Zuidzijder- en Weipoortpolders van Bodegraven.

Cornelis Dirck Thomasz kinderen een doos met vertichtbrief e.a.
9-3-1643: Cornelis Ariensz, getrouwd met Grietgen Cornelisdr, licht uit de weeskist twee obligaties, een op Willem Hermensz en een op Gijsbert Joosten Butterman, ter afsluiting van de voogdij van zijn huisvrouw.
2-1-1660: Pieter Cornelisz licht uit de weeskist een doos met een bezegelde brief en inventaris, betreffende zijn de erfenis van zijn ouders.
15-12-1665: Dirck en Pieter Cornelisz van Lelijen hebben uit de weeskist gelicht de doos met alle brieven, die nog in de weeskist lag.54

27-1-1666: Pieter Willemsz Verhoeff, oud-hoogheemraad van het Grote Waterschap van Woerden, geeft in pacht aan Geerloff Gijsbertsz Ramp een hofstede met huis, berg en schuur in de Weipoortpolder onder Bodegraven en aanliggende landen in de Lange Weide en Zuidzijderboezem, laatst gehuurd door Cornelis Ariensz Brunt.55

30-12-1673: Cornelis Arentsz Brunt, zich sterkmakende voor Dirck Cornelisz Brunt, zijn zoon, gewoond hebbende te Bodegraven nu wonende te Alpherhoorn, mitsgaders Cornelis Jansz Ram, wonende te Alphen, machtigen Gerrit Huijsman procureur voor gecommitteerde raden te ‘s-Gravenhage vanwege een proces tegen Gijsbert Cornelisz Turckenburgh en Dirck Harmensz, gewezen kapitein en luitenant, c.s.56

25-4-1676: Cornelis Ariensz Brunt en Grietgen Cornelis van Lelien, echtelieden wonende aan de zuidzijde van Bodegraven, Cornelis ziek en Grietge gezond, testeren. Ze benoemen de langstlevende tot erfgenaam. Die zal de kinderen moeten opvoeden en onderhouden, hen 200 gulden uitkeren als uitkoopsom en mag een voogd benoemen. De weeskamer en het gerecht worden uitgesloten van bemoeienis.57

1-5-1676: Cornelis Ariensz Brunt, buurman te Bodegraven, wonende op de hofstede van de heer en mr. Willem van de Aa, ziek op bed liggende, is schuldig aan mr. Van der Aa 630 gulden met 5% rente aan geleend geld. Hij belooft het bedrag in zes maanden te betalen. Als onderpand geldt een obligatie van 2.500 gulden met 4% rente, op 11-5-1654 afgesloten voor het gerecht van Woerden ten behoeve van Joost Claasz.58

7-11-1676: Gerrit Jacobsz van der Horst, Cornelis Ariensz Brunt en Cornelis Ariensz bakker, bedienaars van de christelijke gemeente van de Augsburgse Confessie te Bodegraven, zijn namens deze gemeente schuldig aan Pieter Aertsz van Wijck 700 gulden vanwege de koop van een erf met een verbrand huis, aan de noordzijde van de straat in het dorp Bodegraven.59

21-3-1678: Jurriaen Caspersz Schijven en Pieter Tijsz Hooghlandt, dienaars van de baljuw van Woerden, verklaren op het verzoek van Cornelis Ariensz Brunt dat ze op orders van Gerrit Oudewater op de 7e dezer maand de requirant in bewaring hebben gesteld in het huis van Anna Cotensteijn, weduwe van Hendrick van Odijck, herbergierster in de Eenhoorn te Woerden, met twee paarden. Op de 14e is door Oudewater enige betaling gedaan, om voorts op kosten van de requirant daar te verblijven, waarna ze geen nieuw bevel hebben ontvangen van Oudewater.60

Uit dit huwelijk, allen Luthers ged. te Bodegraven:

  1. Cornelis Cornelisz Brunt, ged. 16-3-1642 (get. Pieter Dirck Thomasz in de Zuidzijde, Meensgen Meesen, Annitgen Ariensdr Brunt).
  2. Cornelis Cornelisz Brunt, ged. 8-11-1643 (get. Aelbert Jansz van Randijck in de plaats van Dirck Cornelisz Jonckman in de Zuidzijde, Neeltjen Ariensdr Brunt).
  3. Johan Cornelisz Brunt, ged. 6-4-1645 (get. grootvader en grootmoeder van vaderskant, Johan Bartholomaeusz Jonckman in de Zuidzijde van Bodegraven, Jan Adriaensz Brunt te Willeskop, Merrichen Ariensdr j.d. te Willeskop).
  4. Dirick Cornelisz Brunt, ged. 22-9-1647 (get. Pieter Bartholomaeusz Jonckman aan de Zuidzijde, Mentsgen Meesdr huisvrouw van Aelbert Jansz Randijck aan de Zuidzijde).
  5. Dirck Cornelisz Brunt, ged. 9-5-1650 (get. Aelbert Jansz van Randijck in de Zuidzijde van Bodegraven).
  6. Aechtgen Cornelisdr Brunt, ged. 8-8-1655 (get. Jan Meesen in de Zuidzijde, Meijnsgen Bartholomaeusdr huisvrouw van Albert Jansz van Randijck, Merrighen Beukelsdr Verijssel huisvrouw van Dirck Cornelisz van der Lelije in de Zuidzijde).
  7. Elijsabeth Cornelisdr Brunt, ged. 8-4-1658 (get. Dirck Cornelisz van der Lelije in de plaats van Rijck Cornelisz van Kat wonende aan de Driebruggen, Jannitgen Cornelis huisvrouw van Jan Meesen in de plaats van Trijntgen Ariens Brunt huisvrouw van Cornelis Ariensz wonende op Mastwijk onder Linschoten, Maritgen Beukels Verijssel huisvrouw van Dirck Cornelisz van de Lelije in de Zuidzijde).
  8. Beertjen Cornelisdr Brunt, ged. 27-4-1664 (get. Jan Meesen, Elisabeth Meesendr bejaarde dochter, oudoom en oudtante van moederskant, wonende in de Zuidzijde).

IIIc. Trijntgen Ariensdr Bodegraver, begr. Linschoten 16-12-1690 (o.s.), tr. gerecht Montfoort 20-11-1642 (o.s.) Cornelis Ariensz Hollander uit Mastwijk, overl. tussen 15-6-1668 en 05-11-1674 (o.s.), zoon van Arien Gerritsz Hollander.

24-04-1642 (o.s.): Cornelis Leendertsz Spruijt, buurman te Cattenbroek, weduwnaar van Beatris Hendricx, toekomende bruidegom, geassisteerd met zijn zonen en schoonzonen met namen Jacob Cornelisz Spruijt, Willem Cornelisz Spruijt, Teunis Cornelisz Spruijt, Lenert Cornelisz Spruijt, Hendrick Cornelisz, Arien Cornelisz [Schinckel] en Cornelis Cornelisz, hen samen sterkmakende voor Philips Cornelisz Spruijt en Ariaentgen Cornelis Spruijtdr, hun broer en zus, nu absent, aan de ene, en Grietken Ariensdr, toekomende bruid, geassisteerd door Arien Gerritsen, haar vader, en Cornelis Ariensz, haar broer, hen sterkmakende voor Pieter Ariensz en de kinderen van Jan Wieren, aan de andere zijde, gaan trouwen. Cornelis Leenertsz Spruijt brengt in 2 morgen eigen land in een weer van 4 morgen, waarvan de andere 2 morgen ook zijn eigendom is, maar onderpand voor de moederlijke erfenis van de kinderen, met een rentebrief van 700 gulden. Arien Gerritsen met zijn dochter brengt in 500 gulden. Er zal geen gemeenschap van goederen zijn. Mocht de bruidegom overlijden voor ze kinderen hebben gekregen, dan krijgt de bruid 300 gulden uit zijn goederen.61

2-4-1657 (o.s.): Cornelis Adriaensz Hollander is getuige bij het huwelijk van Rijck Cornelisz van den Caten, weduwnaar van Claertken Crijnen, en Aelbertken Tonis, weduwe van Cornelis Gerritsen Neelen.62

22-7-1660 (o.s.): Aelbert Janssen, toekomende bruidegom, gesterkt door Cornelis en Pieter Adriaenssen Hollander, zijn ooms, Wier Janssen en Willem Janssen, zijn broer en zwager, aan de ene, en Weijntgien Adriaens, weduwe van Geerloff Anthonissen, toekomende bruid, gesterkt door Eerst Gerritsen van Oistrum, haar oom, Aert Willemssen Verslooth, haar zwager, Harman Jansz van der Berch, haar neef, en Cornelis Aertsen Ruijsch, vrienden en magen van de bruid, aan de andere zijde, zijn voornemen te gaan trouwen.63

29-11-1664 (o.s.): Pieter Adriaenssen Hollander en Janneken Teunis, echtelieden, in hun leven wonende te Mastwijk, zijn beiden overleden. Ze laten na als erfgenamen Aert Pieterssen Hollander, Merriken Pieters Hollander, nu getrouwd met Gerrit Janssen Hollaer, Teetgien Pieters Hollander en Adriaentgien Peters Hollander, hun kinderen. Ze hebben de roerende en onroerende goederen uit de boedel verdeeld in twee delen en er volgt een blinde loting. Adriaentgen Pieters verkoopt haar helft van 16 morgen aan haar zwager Gerrit Janssen Hollaer, met toestemming van Cornelis Adriaenssen Hollander en Matheus Cornelisz Schinckel, haar voogden.64

Cornelis Aerijensz Hollander is getuige bij de ondertrouw op 23-4-1665 (o.s.) van Aert Huijbertsz Brouwer en Teetgien Pieters Hollander voor het gerecht van Linschoten.

16-5-1666 (o.s.): Dirck Gerritsen Ruijwen, voor zichzelf, Dirck Claessen Spruijt als man en voogd van Eechgien Gerrits Ruijwen, Jan Huijgen Swanenburch als man en voogd van Dirckgien Gerrits Ruijwen en Gerrit Monnincx met Geertken Gerrits Ruijwen, echtelieden, mitsgaders Dirck Jansz van Schagen als voogd van Cornelis Gerritsen Ruijwen, nog onmondig, samen kinderen, schoonkinderen en erfgenamen van Eechgien Jans. machtigen Jan Gerritsz Ruijwen en Henrick Petersz Schinckel als man en voogd van Sijbrecht Gerrits Ruijwen, hun mede-erfgenamen, om aan Cornelis Arienssen Hollander en Aert Pieterssen Hollander voor het gerecht van Reijerscop en Indijk te transporteren een partij land samen 8 morgen groot, waarvan de helft gelegen is in Reijerscop onder Utrecht en de andere helft in Indijk onder Holland, strekkende van de Oude Wetering noordwaarts tot de Middelwetering, belend ten oosten de Blindeweg en ten westen heer Jaspar Schade en Gerrit Jacobsz Hollaer. Cornelis Arienssen Hollander krijgt twee kampen naast het land van de heer Schade en Aert Pieterssen Hollander twee kampen naast de Blindeweg.65

Cornelis Ariensen Hollander is als oom van de bruid getuige bij de ondertrouw van 15-6-1668 van Pieter Dirckx Baers en Ariaentje Pieters Hollander voor het gerecht van Oudewater.

05/15-11-1674: Aert Pieters Hollander, voor zichzelf en als vader en voogd van zijn onmondige kinderen, verwekt bij Saertgen Leeuloffs van er Maet, zijn overleden huisvrouw, naast Huijbert Leeuloffs van der Maet als oom en mede bloedvoogd van de kinderen, transporteert aan Trijntgen Ariens Bodegraven, voor wie haar zoon Arien Cornelis Hollander mede compareerde, de helft van ca. 3 morgen 226 roeden uiterdijk, waarvan de andere helft bezit is van Trijntgen Ariens en haar kinderen, gelegen in de uiterdijken van Mastwijk, strekkende van de Hollandsche IJssel noordwaarts tot de Mastwijkerdijk, belend ten oosten Crijn Willems Snell bruiker en ten westen jonkheer Willem van den Burgh.66

10-2-1675 (o.s.): Arien Cornelissen Hollander, voor zichzelf en voor zijn moeder Trijntgien Ariens Bodegraver, machtigt samen met de andere erfgenamen van Neeltgien Ariens Bodegraver hun oom Cornelis Adriaenssen Bodegraver om een erf te Bodegraven te transporteren.67

8-3-1675: Cornelis Ariensz Brunt, met procuratie van o.a. Arien Cornelisz Hollander en zijn moeder Trijntjen Adriaensdr, verkoopt met de andere collaterale erfgenamen van Wouter Pietersz van Nes en Neeltjen Ariensdr Brunt een erf te Bodegraven.68

25-3-1680 (o.s.): Trijntie Adriaens Bodegraven, weduwe van Cornelis Adriaen Gerritsz, geassisteerd door Adrijaen Cornelisz Hollander, haar meerderjarige zoon, wonende op Mastwijk, beide voor henzelf, mitsgaders hen sterkmakende voor Pieter Jansz Hogeveen, getrouwd met Merrichgien Cornelis Hollander, wonende te Bodegraven, en Anna Cornelis Hollander, jonge dochter, wonende op Mastwijk, ook kinderen en erfgenamen van voornoemde Cornelis Adriaensz Hollander, zijn schuldig aan Dirck van Hollandt, burger van Montfoort, 1.000 gulden aan geleend geld met 50 gulden rente per jaar. Als onderpand geldt een hofstede met huis, berg en schuur en ca. 5 morgen aan boomgaard, bouw- en weiland gelegen op Mastwijk onder Linschoten, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Reijerscopse wetering, belend ten oosten het Kapittel van Oudmunster te Utrecht en ten westen het weeshuis te Utrecht.69

28-01-1683 (o.s.): Trijntgen Ariens Bodegraven, geassisteerd door Arien Cornelisz, haar zoon en gekozen voogd, is schuldig aan Geertgen Gerrits Ruijven, weduwe van Gerrit Monincx, 1.000 gulden geleend geld. Als onderpand geldt bovenstaand 3 morgen 226 roeden land. Geroyeerd op 24-03-1717.70

13-10-1684 (o.s.): Trijntie Adriaens Bodegraven, weduwe van Cornelis Adriaensz Hollander, geassisteerd door Adriaen Cornelisz Hollander, haar zoon, als gekozen voogd, beiden wonende op Mastwijk, zijn schuldig aan Cornelis Adriaensz Brundt, wonende te Bodegraven, 400 gulden, die haar overleden man heeft ontvangen volgens de obligatie in mei 1666 gepasseerd voor secretaris Cortenes, met 16 gulden rente per jaar. Als onderpand geldt een hofstede met huis, berg en schuur en ca. 5 morgen aan boomgaard, bouw- en weiland gelegen op Mastwijk onder Linschoten, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Reijerscopse wetering, belend ten oosten het Kapittel van Oudmunster te Utrecht en ten westen het weeshuis te Utrecht.
23-11-1699: Adriaen Cornelisz Hollander heeft de originele plechtbrief van 13-10-1684 getoond en 320 gulden en nog eens 176 gulden betaald aan hoofdsom en rente. Op 9-5-1700 wordt de ontvangst van de 176 gulden bevestigd door Cornelis Cornelisz Brundt, Jan Cornelisz Brundt, Dirck Cornelisz Brunt, Hendrick Jacobsz Wiltenburgh, Arij Hendricksz van Staven en Arij Cornelisz Brundt.71

18-12-1690 (o.s.): Pieter Jansz Hoogeveen als man en voogd van Merrighien Cornelis Hollander en Willem Gerritsz Eijnthoven als man en voogd van Anna Cornelis Hollander verklaren dat hun moeder Trijntien Arijens Bodegraven, weduwe van Cornelis Adriaensz Hollander, is overleden en eergisteren, dinsdag 16-12-1690 te Linschoten is begraven op orders van Adriaen Cornelisz Hollander, haar zoon. Zij doen afstand van de nalatenschap ten behoeve van de crediteuren. Adriaen Cornelisz Hollander, zoon van voornoemde Trijntien Aerijens Bodegraven, accepteert de nagelaten boedel en goederen, belovende die te redden en administreren, om te voorkomen dat er curatoren aangesteld worden.72

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1.      Arien Cornelisz Hollander.
2.      Merrichien Cornelisdr Hollander.
3.      Anna Cornelisdr Hollander.

IIId. Floris Adriaensz Bodegraver (Hogeboom), schepen van Willeskop en Kort-Heeswijk (1653-1657 en 1664-1665), weesmeester van Willeskop en Kort-Heeswijk (1659-1660)73, overl. tussen 4-10-1668 en 21-3-1671 (o.s.), tr. NG Montfoort 12-1640 Aeltgen Jansdr uit Waarder, begr. Montfoort 12-1-1657 (o.s.), tr. NG Montfoort 10-2-1657 (o.s.) Goutien Fransen van der Neut.

30-7-1651 (o.s.): Jan Jansz de Jonge en Aefken Gerritsdr hebben huwelijkse voorwaarden gepasseerd op 19-5-1645 voor notaris Johannes Bredius te Oudewater. Inmiddels zijn ze gescheiden van tafel en bed. Ze komen daar nu op terug met bemiddeling van Floris Adriaensz Bodegraven en Jan Gerritsz Hagens.74

2-4-1657 (o.s.): Flooris Adriaensz Bodegraver is getuige bij het huwelijk van Rijck Cornelisz van den Caten, weduwnaar van Claertken Crijnen, en Aelbertken Tonis, weduwe van Cornelis Gerritsen Neelen.75

29-5-1668: Leendert Gerritsz Camerman, mondige zoon van Gerrit Willemsz Camerman, zijn overleden vader, nu wonende te Benschop, geeft aan dat Floris Adriaensz Bodegraven, wonende te Willeskop, voor het gerecht van Montfoort een plechtbrief van 450 gulden abusievelijk heeft gepasseerd op naam van Leendert Willemsz Camerman. De plechtbrief was echter bedoeld voor Gerrit Willemsz Camerman, zijn oom.76

29-5-1668: Kopie. Floris Adriaensz Bodegrauw, voor zichzelf en als man en voogd van Grietje Jans, met wie hij kinderen heeft, heeft ontvangen van Johan van Overmeer, burgemeester van Montfoort, als voogd van Lenard Willemsz Camerman, weeskind van Willem Camerman, 450 gulden waarover hij een losrente van 18 gulden per jaar zal betalen, waarvan de eerste termijn is op 30-5-1666. Als onderpand geldt 14 hond of twee halve viertelen land gelegen in Willeskop, strekkende van het achterste kamp van Hendrick Dircxsz tot de Blokwetering, belend aan de ene het convent van St. Cecilia en aan de andere kant de heer van Rijsenburg. Het land is al onderpand voor twee brieven gepasseerd op 15-10-1650. Op 29-5-1665 bezegeld bij het Leenhof van Montfoort in de stad Utrecht. (Vorige akte van dezelfde datum was ook aanwezige als kopie.)77

4-10-1668: Floris Adriaensz Bodegraven, oom van vaderskant, als gekozen voogd assisteert de kinderen van Jan Adriaensz Bodegraven en Grietgen Gerrits bij de uitkoopregeling van de boedel en goederen van hun ouders.78

21-3-1671 (o.s.): Jan Florissen Bodegraver, wonende in de Achtersloot onder IJsselstein, machtigt Johan Both, burgemeester van Montfoort, en Leendert van Outhuijsen, oud-schepen, raad en vroedschap van Montfoort, om uit in zijn naam voor het Utrechtse Leenhof als burggraaf van Montfoort over te geven alle aanspraken op een partij van ca. 14 hond in Willeskop, strekkende van jonkvrouw Magdhalena de Paluda, weduwe van Johan van Mansvelt, zuidwaarts tot over de Bloklandsedijk, belend ten oosten het Begijnhof in Utrecht en ten westen de weduwe van Jacob Jansz als bruiker. Het land is belast met 450 gulden toekomende de weeskinderen van Camerman in Hoenkoop en 250 gulden toekomende Arien en Lijsbeth Flooris, nagelaten kinderen van Floris den Bodegraver.79

10-2-1675 (o.s.): Jan Flooren Bodegraver, zoon en mede-erfgenaam van Floor Ariensz Bodegraver, zijn overleden vader, machtigt samen met de andere erfgenamen van Neeltgien Ariens Bodegraver hun oom Cornelis Adriaenssen Bodegraver om een erf te Bodegraven te transporteren.80

8-3-1675: Cornelis Ariensz Brunt, zich sterkmakende voor Annitjen Florisdr en Pieter Gerrit Carsz, getrouwd met Lijsbeth Florisdr, verkoopt met de andere collaterale erfgenamen van Wouter Pietersz van Nes en Neeltjen Ariensdr Brunt een erf te Bodegraven.81

Uit het eerste huwelijk:
1.      Jan Florisz Bodegraver, ged. Oudewater 30-11-1642.
2.      Jan Florisz Bodegraver, ged. Montfoort 13-6-1647 (o.s.).
3.      Lijsbet Florisdr Bodegraver, ged. Montfoort 16-1-1653 (o.s.).
4.      Arijen Florisz Bodegraver, ged. Montfoort 23-7-1656 (o.s.).
Uit het tweede huwelijk:
5.      onbekend, ged. Montfoort 1-12-1658 (o.s.).
6.      onbekend, ged. Montfoort 5-12-1660 (o.s.).
7.      Jan Florisz Bodegraver, ged. Montfoort 15-11-1663 (o.s.).
8.      Maritjen Florisdr Bodegraver, ged. Montfoort 29-8-1666 (o.s.).

IIIe. Neeltgen Adriaensdr Bodegraver, overl. voor 8-3-1675, tr. Wouter Pietersz van Nes, won. te Valkenburg (ZH)82, overl. voor 8-3-1675, zoon van Pieter Woutersz van Nes en Annitgen Huijbertsdr83,84.

8-3-1675: De collaterale erfgenamen van Wouter Pietersz van Nes en Neeltjen Ariensdr Brunt verkopen een erf te Bodegraven.85

IId. Hilletgen Willemsdr, tr. Wouter Claesz, zoon van Claes Jacob Woutersz en Lijsbet Jacobsdr.

Dirck Claesz Versijl en Jacob Claesz, zonen van Claes Jacobsz, in zijn leven gewoond hebbende onder de zuidzijde van Bodegraven, zijn voogden van Lijsbet Jacobsdr, zijn weduwe.86 In 1620 wordt in de morgenboeken van Bodegraven vermeld als eigenaar van perceel 35: Lijsbet Claes Jaecopsz weduwe en nu Jaecop Claesz en Wauwter Claesz haer soonen gebruijckers.

17-4-1637: 400 gulden met 4,25% rente uitgezet aan Beuckel Jacopsz met Wouter Claesz als borg.87

IIe. Heijndrickgen Willemsdr, overl. voor 30-12-1622, tr. Gijsbert Jansz van der Mij, overl. na 6-3-1642, zoon van Jan Joosten van der Mij.

30-12-1622: In de kist gelegd een doos met vertichtbrief van de kinderen van za. Heijndrickgen Willem Jan Bruntendr, verwekt bij Ghijsbert Jan Joosten.
6-3-1642: Jonge Jacob Jacobsz Verhorst en Adriaen Beuckelsz van Duldermerck, beiden in naam van hun vrouw, hebben hun brieven uit de weeskist gelicht, zijn voldaan door hun schoonvader.88

21-8-1624: Jan Joosten van Bodegraven wil na zijn dood onenigheid over zijn nalatenschap voorkomen. Daarom wil hij zijn kinderen en erfgenamen elk hun gedeelte toewijzen. Aan Ghijsbert, Jan en Marritgen Jans, zijn twee zonen en oudste dochter, samen voor hun deel van de erfenis wijst hij toe he thuis op zijn hofstede of woning in Bodegraven met 3,5 roede oostwaarts, met het getimmerte, de comparant in eigendom toebehorende, mitsgaders het weerland waar het huis op staat met de Droon en 10 morgen land gelegen in het Broekveld voor de Nesse. De voorwaarde is dat ze na zijn dood in contant geld uitkeren aan de boedel 1.900 gulden, naast het overnemen van een last van 100 gulden onlosbare rente toekomende Gerridt Adriaensz Pot te Gouda. Aan Pieter, Joost en Annetgen Jans, zijn drie andere kinderen, wijst hij voor hun vaderlijke erfenis toe een stuk land genaamd Het Legeweer met de uiterdijk gelegen aan de oostzijde van het voornoemde huis, strekkende van de 3,5 roede tot Maerten Dircxsz, belast met een kerkenmemorie van 26 stuivers per jaar, met beiden boomgaarden gelegen aan de westzijde van het huisweer, zowel buit- als binnendijks, en nog 9 morgen hooiland gelegen in het Broekveld onder Zwammerdam, gekomen van Pieter Aertsz. Stijntgen Jans, zijn jongste dochter, wijst hij voor haar vaderlijke erfenis toe een stuk leenland, 6,5 morgen groot, gekomen van Adriaen de Wit, in zijn leven schout van Kralingen, gelegen aan de noordzijde van de Rijn onder Bodegraven, met nog 5 morgen land in het Broekveld, voor het Nessemolentje gelegen, ook belast met een kerkenmemorie van 11 penningen per jaar. Zij moet na zijn overlijden uitkeren aan de boedel 1.600 gulden. Aangezien de 6,5 morgen leenland is, mag ze de eerste verheffing of heergewaring betalen uit de gemene boedel. Compareerden voor de notaris en getuigen Ghijsbert, Pieter, Jan en Joost Jansz, mitsgaders Bruijn Adriaensz als man en voogd van voornoemde Marritgen Jansdr, Frans Jansz Vos, getrouwd met Annetgen Jansdr, en Lambert Hendrixsz Heijnsbeeck als man en voogd van voornoemde Stijntgen Jansdr, die verklaren als kinderen en erfgenamen van Jan Joosten, hun vader en schoonvader, akkoord te zijn met verdeling.
Ondertekend door: Jan Joosten, Ghijsbert Jansz, Pieter Jansz, Jan Jansz van der Mij, Joost Jansz van der Mij, Bruijn Adriaensz van der Vliert, Frans Jansz Vos en Lambert Hendricksz van Hensbeeck.89

BODEGRAVEN
14. De woning, (1569: die thans verdwenen is), waar de leenman in woont, en 9 gaarden land (1625: 9 morgen) daarbij in Bodegraven, (1569: strekkend van de Rijn tot de achterdijk), oost (1569: Arnout Pietersz.; 1625: Marietje Arnoutsdr.), west (1569: Adriaan Cornelis Jansz.; 1625: kinderen Arnout Rietwijk nu: Karel Allardsz.), (1569: jaarlijks 9 pond waardig).
10-11-1625: Jan van Domburg Cornelisz. voor Jan Joostenz. van Bodegraven bij overdracht door Hendrik Boom, procureur bij het Hof van Holland, voor Christina Jansdr., weduwe Lambert Hendriksz. Heinsbeek, diens dochter, Nassau la Lecq, inv. nr. 323.
Repertorium op de lenen van de hofstede Polanen in Rijnland en omstreken, 1320-1649 (1675) door J.C. Kort

18-1-1625: Pieter Jansz, zoon van Jan Joosten, wonende te Bodegraven, heeft ontvangen van Gijsbert Jansz, zijn broer, en Bruijn Adriaensz als man en voogd van Martgen Jansdr, zijn zus, van beiden 633 gld. 6 st. 10 pen., samen 1.266 gld. 13 st. 4 pen., ter voldoening van de betaling van twee derde delen van 1.900 gulden die Ghijsbert Jansz en Martge Jans, mitsgaders Jan Jansz, hun beider broer, gehouden zijn hem uit te keren na het overlijden van voornoemde Jan Joosten, hun vader, vanwege de verdeling van de landen volgens het contract van deling op 21-8-1624 in deze stad gepasseerd. Over de rest van het bedrag betalen Ghijsbert Jansz en Bruijn Arijensz 4% rente, ingaande Allerheiligen 1624. Pieter Jansz zal Jan Joosten, zijn vader verzorgen.90

1-4-1626: Gerrit Gerritsz Twaelffhoven, wonende te Zwammerdam, is schuldig aan Gijsbert Jan Joosten, wonende te Bodegraven, een hoofdsom van 1.000 gulden, gelicht uit de weeskist van Bodegraven.91

13-4-1629: Ghijsbert Jansz, wonende te Bodegraven, Bruijn Adriaensz, wonende te Rotterdam, als man en voogd van Maritgen Jansdr, Jan Jansz wijnkoper, wonende te Rotterdam, en Frans Jansz Vos als man en voogd van Annetgen Jansdr, wonende te Gouda, en Joost Jansz, wonende te Bodegraven, elk voor henzelf en met procuratie van Pieter Jansz, hun zwager en broer, ook wonende te Bodegraven, samen erfgenamen ab intestato van Jan Joostensz Vermij, hun overleden vader en schoonvader, in zijn leven wonende en overleden te Bodegraven, machtigen juffr. Dina van Beijen, wonende te Nijmegen, om uit hun naam van Henrick van den Wijlick, wonende te Bislich in het land van Kleef te ontvangen het geld dat ze tegoed hebben vanwege de verkoop van een woning en landen genaamd Smalbroeck in Hamminkeln.92

19-4-1634: Grietge Willemsdr, weduwe van Jan Jansz Vermij, in leven wijnkoper te Rotterdam, gesteld tot boedelhoudster volgens het testament van 30-11-1633, geassisteerd door Arien Willemsz Seeuw, haar gekozen voogd, en Pieter Jansz Vermij als broer van voornoemde Jan Jansz Vermij en oom en voogd van de nagelaten kinderen van Jan Jansz, verwekt bij Grietge Willemsdr, verkopen aan Gijsbert Jansz van der Mij, ook een broer van Jan Jansz, wonende te Bodegraven, een gerechte derde deel van ca. 9,5 morgen land gelegen in de Zuidzijde van Bodegraven, met een gerecht derde deel van het huis, berg, schuur en ander getimmerte daarop staande, strekkende in het geheel van de Rijn, over de cade, tot de gemenelandscheiding, belend ten oosten Joost Jansz Vermij en ten westen voor, tussen de Rijn en de dijk, Pieter Dircxsz jonge Neuteboom dekker en over de dijk voor voornoemde Joost Jansz met zijn boomgaard en achter de gemene sloot; nog een gerecht derde deel van een perceeltje land gelegen in de Zuidzijder Dronen, ca. 1,5 morgen groot, strekkende van de binnendijk tot de meensloot, belend ten zuiden het gemenelandskamp van de Zuidzijde en Weipoort en ten noorden Cors Heijndricxsz van Wiltenburch. Het is door het testament van Jan Joosten, vader van de koper, belast met jaarlijkse renten die de koper voor een derde deel op zich moet nemen. Als laatste een gerecht derde deel van een perceel land gelegen in het Broekveld onder Zwammerdam, in het geheel ca. 10 morgen groot, strekkende van de Oud-Bodegraverdijk tot de Wonnewetering, belend ten zuiden de kinderen van Cornelis Pieter Aelbertsz en ten noorden Cornelis Jansz Block. Van de andere twee delen zijn voor een deel eigenaar Gijsbert Jansz, de koper, en het laatste deel het weeskind van Bruijn Ariense en Marritge Jansdr.93

14-10-1635: Joost Jansz van der Mij wantslager, burger van Rotterdam, ziek op bed liggende, testeert. Hij benoemt tot zijn erfgenamen Ghijsbert Jansz van der Mij, wonende te Bodegraven, Annetgen Jans van der Mij, huisvrouw van Frans Jansz de Vos, wonende te Gouda, Stijntgen Jans van der Mij, wonende te Rotterdam, en Annetgen Bruijnen van der Vliet, nagelaten dochter van Maertgen Jans van der Mij, van wie de vader was Bruijn Ariensz van der Vliet, ook wonende te Rotterdam, evenals de weeskinderen van za. Jan Jansz van der Mij, ook wonende te Rotterdam, zijn broers en zussen of hun kinderen. De testateur heeft aan zijn broer Pieter Jansz van der Mij, wonende te Bodegraven, beloofd om jaarlijks 150 gulden te betalen voor zijn onderhoud. Zijn erfgenamen zullen aab Pieter Jansz van der Mij jaarlijks 300 gulden moeten uitkeren, zolang hij in leven is. De testateur legateert aan de kinderen van Arien Jansz van der Mij, ook wonende te Bodegraven 500 gulden eens, wat ze uitgekeerd krijgen als ze mondig worden of trouwen. Hij prelegateert aan Annetgen Bruijnen, dochter van voornoemde Maritgen Jans van der Mij, 400 gulden. Hij legateert nog aan Cornelis Pieters van Velsen, wonende te Rotterdam, zijn zwarte lakense mantel, aan Isaac Jansz, burger van Rotterdam, 100 gulden en aan Hilletgen Wouters van Zuijlen, zijn dienstmaagd, ook 100 gulden.94

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1.      dochter, tr. voor 6-3-1642 Jacob Jacobsz Verhorst, zoon van Jacob Jacobsz Verhorst en Marijtgen Gerritsdr95,96.
2.      dochter, tr. voor 6-3-1642 Adriaen Beukelsz van Duldermerck, won. te Bodegraven, overl. voor 24-4-1673, zoon van Beuckel Adriaensz van Duldermerck en Annetgen Matheusdr Verhoeff97. Hij tr. 2e met Annichgen Claesdr Plemper.

24-4-1673: Advocaat mr. Gerard Donckers en notaris Adriaen Schoonhoven, beiden wonende te Gouda, zijn op 11-4-1673 gevraagd om op te treden als arbiters. Gerard Donckers voor Arien Ariensz Vogel, getrouwd met Annichgen Ariens, voordochter van Arien Beuckelsz van Duldermerck. Adriaen Schoonhoven voor Jan Beuckelsz van Duldermerck en Gijsbert Claesz Plemper als voogden van de weeskinderen van Arien Beuckelsz van Duldermerck, verwekt bij Annichgen Claes Plemper. Het betreft de scheiding van de boedel en goederen van Arien Beuckelsz en Annichgen Claes, maar ook van Hendrickgen Ariens en Cornelia Ariens, voordochters van voornoemde Arien Beuckelsz, volle zussen van Annichge Ariens. De erfenis van Hendrickgen Ariens en Cornelia Ariens betreft elk 1.500 gulden met 100 gulden voor hun uitzet, volgens de vertichtbrief, met nog eens 100 gulden geërfd van het overleden kind van Maria Ariens van Duldermerck. Hiervan moeten de doodschulden nog worden betaald. De verdeling van hun erfenis is als volgt. Arien Ariensz de Vogel nomine uxoris heeft recht op de helft. De andere helft wordt verdeeld onder het voorkind en de drie nakinderen van Arien Beuckelsz in vier gelijke delen. De boedel van Arien Beuckelsz en Annichgen Claes wordt als volgt verdeeld. De nakinderen krijgen de kleding en juwelen van Annichgen Claes en de helft van de boedel. De helft van Arien Beuckelsz wordt weer verdeeld in vier delen. Arien Ariensz Vogel krijgt 150 gulden uit de boedel buiten de deling om.98

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1.      Annichgen Ariensdr.
2.      Hendrickgen Ariensdr.
3.      Cornelia Ariensdr.

IIf. Oude Peter Henricxsz Brunt, gezworene/schepen van Willeskop en Kort-Heeswijk (1613-1628, 1642-1646), kameraar van Willeskop (1615), overl. tussen 26-4-165899 en 29-3-1660 (o.s.), tr. 1e oude Marrichgen Cornelisdr, begraven NG Montfoort 1613, dochter van Cornelis Rijckensz en Catharijna Floren, tr. 2e Stijntgen Gerritsdr Ruijsch, overl. tussen 1-6-1662 en 15-4-1670 (o.s.), dochter van Gerrit Willemsz Ruijsch en Grietgen Ariensdr100.

23-8-1592 (o.s.): Cornelis Rijckensz, vader van Flooris, Marrichgen, Elizabeth en Marrichgen, verwekt bij Catharijna Floren, koopt de kinderen uit van hun moederlijke erfenis, voor 250 gulden per kind. Cornelis Rijckensz zal de kinderen opvoeden en onderhouden. Als onderpand stelt hij een viertel land, gemeen met de Memorieheren te Montfoort, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Blokwetering, belend ten oosten Aert Gerrit Wieren bruiker en ten westen Henrick Jan Bruntsz.
29-1-1606 (o.s.): Floris Cornelisz en Elizabeth Cornelisdr, geassisteerd door Floris Cornelisz, haar broer en gekozen voogd, hebben van Cornelis Rijckensz, hun vader, elk 250 gulden met rente ontvangen vanwege hun moederlijke erfenis.
9-8-1614 (o.s.): Peter Henricxz Brunt als weduwnaar en boedelhouder van Marrichgen Cornelis Rijckendr de oude, met wie hij kinderen heeft, heeft van Cornelis Rijckensz, zijn schoonvader, de 250 gulden met rente ontvangen.101

9-3-1603 (o.s.): Henrick Jan Bruntsz, wonende te Willeskop, neemt aan van de vijf weeskinderen van za. Cornelis Willemsz Collaert een hoofdsom van 200 gulden.
4-5-1610 (o.s.): Jan Cornelisz Collert, voor zichzelf en als voogd van zijn broer en zussen, ontvangt van Peter Henricksz Brunt de hoofdsom van 200 gulden.102

3-2-1605 (o.s.): Henrick Jansz Brunt, wonende te Willeskop, oom van Marrichgen, het weeskind van za. Neeltgen Petersdr, verwekt bij Adriaen Louwen, haar tweede man, neemt een hoofdsom van 38 gulden 12 stuivers aan van het weeskind.
19-4-1607 (o.s.): Jan Petersz Brouwer, broer van Marrichgen Adriaen Louwen, ontvangt van Peter Henricxsz Brunt de hoofdsom van 38 gulden 12 stuivers.103

27-1-1607 (o.s.): Peter Henricxsz, broer van Bastiaen en jonge Peter Henricxsz, weeskinderen van za. Henrick Jansz Brunt, verwekt bij Annichgen Petersdr, als koper van het huis, getimmerte, landen en andere goederen volgens het contract van uitkoop d.d. 16-1-1607, neemt ter vermindering van het uitkoopbedrag aan van de weeskinderen de hoofdsom van 366 gulden 14 stuivers, de waarde van hun deel van de erfenis. Hij zal bij hun huwelijk de kleding vergoeden of 30 gulden betalen. Als onderpand geldt 2,5 morgen eigen land, gemeen met een stuk van 10 morgen met huis, bergen en getimmerte, gelegen te Willeskop, strekkende tot de Blokwetering, belend ten oosten Cornelis Rijckensz en ten westen de huisvrouw en kinderen van Antonis Crom. Willem Jansz Brunt, oom en bloedvoogd, heeft consent gegeven.
2-2-1624 (o.s.): Bastiaen Henricxsz heeft van Peter Henricxsz Brunt, zijn broer, de uitkoop van zijn vaderlijke erfenis ontvangen.104

19-4-1607 (o.s.): Peter Henricxz Brunt, wonende in Willeskop, neef van Marrichgen, dochter van Neeltgen Petersdr en haar tweede man Adriaen Louwen, neemt van haar aan een hoofdsom van 163 gulden 2 stuivers, afkomstig uit haar moederlijke erfenis. Met toestemming van zijn moeder Anna Petersdr, met Jonatas van Duijsel als gekozen voogd, stelt hij tot onderpand 4,5 morgen land, belast met een hoofdsom van 300 gulden, gelegen in Willeskop, gemeen in 12 morgen, belend ten oosten Cornelis Antonisz van der Pol en ten westen Dirck Cornelis Florisz. Jan Petersz Brouwer, bloedvoogd van het weeskind, geeft zijn consent.
29-6-1618 (o.s.): Peter Heijndericxsz Brunt, wonende te Willeskop, heeft aan Peter Petersz, bloedvoogd, 163 gulden met rente betaald.
29-6-1618 (o.s.): Jan Henricxz Brunt, wonende buiten de IJsselpoort, neemt aan van Peter Petersz brouwer als broer en bloedvoogd van Marrichgen Adriaensdr een hoofdsom van 200 gulden. Claes Willemsz Cock en Peter Henricxz Brunt stellen zich borg
13-10-1639 (o.s.): [Marrichgen] Adriaensdr heeft ontvangen van Peter Hendricxz Brunt als mede-borg van Jan Hendricxz Brunt, de helft van 200 gulden met rente. Claes Willemsz Cock is ook mede-borg van Jan Hendricxz Brunt.105

9-8-1614 (o.s.): Peter Henricxz Brunt, vader van Trijntgen en Marrichgen, verwekt bij Marrichgen Cornelis Rijckendr, koopt de kinderen uit van hun moederlijke erfenis, ten overstaan van Cornelis Rijckensz, grootvader en bloedvoogd van de kinderen, voor 675 gulden per kind. De kinderen houden enkele juwelen en kledingstukken. Peter Henricksz Brunt zal de kinderen opvoeden en onderhouden. Als onderpand stelt hij 4,5 morgen land, gemeen met de kerk van Montfoort en enkele vicarieën te Montfoort, belend ten oosten Cornelis Antonisz van der Pol bruiker en ten westen Lenart Pietersz weduwe eigenaar en bruiker.
27-1-1648 (o.s.): Arien Ghijsbertsz van Noord-Polsbroek als man en voogd van Trijntgien Peters Bruntsdr, met wie hij kinderen heeft, heeft van Peter Hendricksz Brunt, zijn schoonvader, het geld met rente, de kleding en juwelen ontvangen.
17-7-1651 (o.s.): Cornelis Aeriensz Lamben, getrouwd met Merrichgen Pietersdr, heeft het deel van de uitkoop ontvangen in contant geld en in de vorm van een obligatie van 300 gulden.106

1616: Adriaen Willemsz van Bodegraven, oom van de twee dochters van za. Marrichgen Cornelisdr en Pieter Henricxz Brunt, neemt aan van Floris Cornelisz, oom en bloedvoogd en de kinderen [akte niet afgemaakt].107

14-5-1622 (o.s.): Floer Cornelisz, buurman in Willeskop, neemt aan van Peter Henrixsz Brunt als vader en voogd van Trijntgen en Merrichgen, weeskinderen van za. Merrichgen Cornelis Rijcken, een hoofdsom van 354 gulden. Arijen Willemsz Bodegraven stelt zich borg. Alles met consent van Peter Henricxsz Brunt.
11-5-1640 (o.s.): Arijen Ghijsz, getrouwd met Trijntgen Pieters, en Claes Dammen, getrouwd met Merrichgen Pietersdr, hebben uit handen van Cornelis Floeren 354 gulden met alle rente ontvangen.108

14-5-1623: (o.s.) Arijen Willemsz Bodegraven neemt van de onmondige kinderen van Cornelis Rijcken en de nakinderen van Merrichgen Cornelis aan een hoofdsom van 1.696 gulden. Hij krijgt het geld van Floer Cornelisz en Peter Henricxsz Brunt als bloedvoogden en vader.109

17-6-1625: Jan Gerritsz Ruijs, voor zichzelf, Pieter Heijndricxsz als man en voogd van Stijntgen Gerritsdr en Crijn Pietersz Cassenaer als man en voogd van Heijndricken Gerritsdr, hen samen sterkmakende voor hun zussen, transporteren aan Claes Jacobsz dekker, burger van Woerden, een huis en erf in de Nieuwstraat, belend ten oosten Vries Vriesz en ten westen Aert Ariensz t’Hart, strekkende van de straat tot de scheidingsmuur van de huisjes van het gasthuis.110

15-1-1627 (o.s.): Peter Hendricxz Brunt den ouden is schuldig aan de regeerders van het Sint Anthoniegasthuis buiten de Weerdpoort bij Utrecht, ten behoeve van den armen aldaar, een hoofdsom van 550 gulden, ontvangen uit handen van huismeester Aelbert Preijs, met een losrente van 27 gulden per jaar. Als onderpand stelt hij 7 morgen land met huis, berg en schuur, verdeeld in twee percelen, gelegen te Willeskop. Het eerste perceel van 4,5 morgen is belend ten oosten ten oosten de Commanderij te Montfoort en ten westen de weduwe van Lenert Peterssen. Het tweede perceel van 2,5 morgen is belend ten oosten Peter Huijgen bruiker en ten westen Willem Croms erfgenamen. Het land zijn nog belast met een hoofdsom van 600 gulden toekomende hetzelfde gasthuis als mede-erfgenaam van heer Lubbert Cuijlman(?). Afgelost op 5-6-1652.111

26-1-1634 (o.s.): Willem van Duijsel [secretaris van Lopikerwaard] als gecommitteerde van de Philips, heer van Merode, markies van Westerlo, graaf te Olen, als burggraaf van Montfoort, patroon van de kerk aldaar, mitsgaders Jan van Cortenes en Jan Verhoeff, kerkmeester van de kerkfabriek, transporteren aan Peter Hendricxz Brunt het eigendom van 2,5 morgen land in Willeskop, vanouds eigendom van de kerk te Montfoort, gemeen in een stuk land van 10 morgen, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Blokwetering, belend ten oosten Tunijs Dircxz en ten westen de erfgenamen van za. Willem Croon.112

24-7-1637: Pieter Heijndricksz Brunt, wonende te Willeskop, is schuldig aan Aert Jacobsz, wonende te Bergambacht, 500 gulden met 5% rente.113

24-5-1660 (o.s.): Stijntgien Gerrits Ruijsch, weduwe van Pieter Henricksen Brunt, gesterkt door Ruijsch en Henrick Peterssen Brunt, haar zonen en gekozen voogden, als nakinderen mede-erfgenamen van voornoemde Peter Henricksen Brunt, uit kracht van de uitkoop van 29-3-1660 met Arien Ghijsbertsen Groenevelt als man en voogd van Trijntgien Peters Brunt, met wie hij kinderen heeft, en Cornelis Arienssen ‘t Lam, getrouwd met Merrichgien Peters Brunt, voorkinderen van voornoemde Peter Henricksen Brunt, hebben ontvangen uit handen van Geraert van Hollant, gerechtsbode van Montfoort, en Anneken Coenraets, echtelieden, een hoofdsom van 1.200 gulden waarover ze een losrente van 60 gulden per jaar moeten betalen. Als onderpand geldt 5,5 morgen land in Willeskop, bestaande uit verschillende partij. Eerst een akker in de uiterdijk en een akkertje binnen de dijk, strekkende van de Hollandsche IJssel over de Hoge Dijk tot het land van de Commanderij te Montfoort binnen de Tiendeweg, belend ten oosten de Commanderij en ten westen Gerrit Leendertsen. Dan nog vier kampen eigen land, strekkende van de Tiendeweg, de eerste twee kampen aan de oostzijde tot het kamp van de Commanderij gelegen naast de Blokdijk, de andere twee kampen aan de westzijde strekkende van het kamp van prof. Diemerbroeck tot de Bloklandsedijk, belend ten oosten de Commanderij en ten westen Gerrit Leendertsz. In de laatste twee kampen bezit Boudewijn Rampensis ½ morgen land.
1-6-1662 (o.s.): 600 gulden ontvangen van de weduwe Brunt en haar kinderen, ter vermindering van dit bedrag.
19-9-1670 (o.s.): Geraert van Hollant gerechtsbode met een kwitantie d.d. 22-6-1670 heeft van Henrick Brunt de resterende 600 gulden met rente ontvangen.114

19-5-1662: Aeltgen Gerritsdr Ruijsch, wonende te Woerden, testeert. Ze legateert aan haar zus Stijntge Ruijssen, wonende te Willeskop, 500 gulden. De drie kinderen van haar za. zus Hendrickge Ruijssen, verwekt bij Crijn Pietersz Cassenaer, met namen Pieter, Emmichge en Marichge, krijgen elk 500 gulden en elk van de kinderen krijgt nog meer van haar spullen, gespecificeerd in de akte. De drie kinderen van haar za. broer Jan Ruijssen, met namen Gerrit, Willem en Marichge, krijgen een zilveren beker, een testament met zilveren beslag, een eiken kast en een eiken achtkantig tafeltje. De zes kinderen van haar broer en zus krijgen de inboedel en huisraad. Ze benoemt tot erfgenamen de drie kinderen van haar za. broer Jan Ruijssen. De erfenis bevat 4,5 morgen hooiland in Hoge Broek onder Zegveld, ca. 4 morgen land gelegen in Rietveld, gemeen met ca. 4 morgen die deze kinderen reeds bezitten, en het huis en erf waar de comparante woont in Woerden aan de noordzijde van de Rijn.115

20-5-1662: Cornelis Pietersz Versluijs en Lijsbeth Gerrits Ruijs, echtelieden wonende bij de Goeverjanwellesluis te Hekendorp, testeren. De langstlevende krijgt lijftocht van alle goederen. Cornelis Pietersz Versluijs benoemt tot erfgenamen van zijn helft, na de dood van de langstlevende, Pieter Jansz Kassenaer, zoon van Niesgen Pieters, zijn zus, en de drie kinderen van Beatris Pieters, ook zijn zus, hoofd voor hoofd. Lijsbeth Gerrit benoemt tot erfgenamen van haar helft Henrick Pietersz Brunt, zoon van Stijntge Gerrits, haar zus, van een deel, de kinderen van Gerrit Pietersz Brunt, die ook een zoon was van Stijntge Gerrits, van een deel, en Maritge en Emmetge Crijnen, dochter van Hendrickge Gerrits, haar overleden zus, elk van een deel. Ze prelegateren aan Hendrick Pietersz Brunt 1.200 gulden. De weeskamer en het gerecht worden uitgesloten van bemoeienis. Ze benoemen tot toeziende voogd Dirck Jacobsz, de man van Maritgen Crijnen.116

1-6-1662 (o.s.): Stijntgien Gerrits Ruijsch, weduwe en boedelhoudster van Peter Henricksen Brunt, voor haarzelf, en Henrick Peterssen Brunt, mede voor zichzelf, mitsgaders Geertgien Reijers Pleijt, weduwe en boedelhoudster van Ruijsch Peterssen Brunt, gesterkt met voornoemde Henrick Peterssen Brunt als oom en voogd van de weeskinderen van za. Ruijsch Peterssen Brunt, Henrick en za. Ruijch nakinderen van voornoemde Peter Henricksz Brunt, uit kracht van de uitkoop met de voorkinderen van voornoemde Peter Henricksz Brunt van 29-3-1660, transporteren aan de heer IJsbrant van Diemerbroeck, professor medicine te Utrecht, 1,5 morgen land in Willeskop, gemeen in 2 morgen waarvan de andere ½ morgen eigendom is van voornoemde Diemerbroeck, belend ten oosten de comparanten zelf en ten westen Gerrit Leendertsen, strekkende in het geheel van de Tiendeweg tot het land van voornoemde heer Diemerbroeck.117

6-3-1664: Cornelis Pietersz Versluijs en Lijsbeth Gerrits Ruijs, echtelieden wonende bij de Goeverjanwellesluis te Hekendorp, testeren. De langstlevende krijgt lijftocht van alle goederen. Cornelis Pietersz Versluijs benoemt tot erfgenamen van zijn helft, na de dood van de langstlevende, Pieter Jansz Kassenaer, zoon van Niesge Pieters, zijn zus, en Gijsbert Claesz Cock en Maritge Claes Cock, kinderen van Beatris Pieters, ook zijn zus, hoofd voor hoofd. Gijsbert Claesz Cock krijgt een prelegaat van 350 gulden en 2 morgen leenland, gelegen in Oukoop, strekkende van de Bodegraverwetering tot de Oukoperdijk, belend ten noorden advocaat van Erckel en ten zuiden mr. Nicolaes van der Graef, burgemeester van Gouda. Henrick Pietersz Brunt krijgt een prelegaat van 1.200 gulden. Lijsbeth Gerrits benoemt tot haar erfgenamen, zonder het prelegaat, Hendrick Pietersz Brunt, van een deel, en Maritge en Emmetge Crijnen, dochters van Hendrickge Gerrits, haar overleden zus, elk van een deel. De weeskamer en het gerecht worden uitgesloten van bemoeienis. Ze benoemen tot toeziende voogd Dirck Jacobsz, de man van Maritge Crijnen.118

1669: Een onderzoek in de registers van Willeskop.
Dat Peter Henricksen Brunt aan Henrick Peterssen Brunt, zijn zoon, voor het gerecht van Willeskop en Kort-Heeswijk heeft overgedragen 5 morgen land in Willeskop, gemeen in een stuk van 10 morgen, met huis, berg en schuur, belend ten oosten Teunis Dircksen en ten westen Maurits van Steenwijck, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Blokdijk, bezwaard met 150 gulden, die Henrick Peterssen Brunt tot zijn last nam, op 23-2-1651 (o.s.).
Dat Pauwels Willemssen, wonende in Willeskop, als substituut van mr. Johan Heurnius, raad en rentmeester-generaal van de Domeinen ‘s lands van Utrecht, met authoriteit d.d. 8-5-1650 van de heren Staten heeft getransporteerd aan Henrick Peterssen Brunt een partij land, laatst bij Pieter Henricksen Brunt gebruikt, van 5 morgen, gemeen in Henrick Peterssen Brunts hofstede, strekkende en belend als voren, op 25-4-1662.
Dat Henrick Peterssen Brunt bovengenoemde 10 morgen land met huis, berg en schuur als onderpand heeft gesteld voor 4.000 gulden ten behoeve van juffr. Joanna Dircx, weduwe van de heer burgemeester Cornelis Jacobsen van Steijn, wonende te Oudewater, waarvan ze de hoofdsom niet binnen 10 jaar mochten aflossen, op 25-4-1662 (o.s.).
Dat Henrick Peterssen Brunt na die datum de 10 morgen land met huis, berg en schuur niet meer als onderpand heeft ingezet tot 7-2-1667 (o.s.).119

Een kaart uit het kaartboek van het Kapittel van Sint Jan te Utrecht. Het betreft hier een stuk land van bijna 7 morgen in Willeskop met rechts de Hollandsche IJssel en links de Blokdijk. De Tiendeweg en IJsseldijk zijn duidelijk aanwezig op de kaart.120

15-4-1670: Lijsbet Gerrits Ruijsch, weduwe van Cornelis Pietersz Versluijs, wonende bij de Goeverjanwellesluis, testeert. Hendrick Pietersz Brunt, zoon van Stijntgen Gerrits, haar overleden zus, heeft toen haar man nog leefde reeds per obligatie 1.200 gulden uit hun boedel gekregen. Hij zal bij haar overlijden dit bedrag niet terug hoeven te betalen. Ze legateert aan Marrichien Dirx, dochter van Emmitgen Crijnen 1.000 gulden, indien ze tot het overlijden van de comparante bij haar zal blijven wonen en haar zal dienen. Ze benoemt verder tot haar erfgenamen de kinderen van voornoemde Hendrick Pietersz Brunt, voor een derde deel, mitsgaders Marritgen Crijnen en voornoemde Emmitgen Crijnen, beiden dochters van Hendrickgen Gerrits, ook een overleden zus, elk voor een derde deel. Hendrick Pietersz Brunt krijgt zijn leven lang het vruchtgebruik van het deel van zijn kinderen. Uitsluiting van het gerecht en de weeskamer. Dirck Jacobsz, man van Marritgen Crijnen, wordt aangesteld als toeziende voogd, wiens voogdij eindigt bij een boedelscheiding.121

27-11-1673 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, wonende te Willeskop, aan de ene, en Jan Ruijssen Brunt, voor zichzelf en als bloedvoogd van Arien, Pieter, Ariaentgien, Annichgien en Merrichgien Ruijssen Brunt, zijn onmondige broers en zussen, samen aan de andere zijde. Stijnken Gerrits Ruijsen, hun moeder en petemoeder (grootmoeder), was overleden. Het was praktisch om de nalatenschap te verdelen, dus komen ze tot een uitkoop. Henrick Peterssen Brunt krijgt 4,5 morgen land in Willeskop en alle goederen uit de boedel. Hij keert uit aan Jan Ruijssen Brunt en zijn broer en zussen 600 gulden en zes zilveren dukaten.122

Uit het eerste huwelijk (volgorde onbekend):
1.      Trijntgen Petersdr Brunt, volgt IIIf.
2.      Marrichgen Petersdr Brunt, volgt IIIg.
Uit het tweede huwelijk (volgorde onbekend):
3.      Hendrick Petersz Brunt, volgt IIIh.
4.      Ruijsch Petersz Brunt, volgt IIIi.
5.      Gerrit Petersz Brunt, volgt IIIj.

In een genealogisch artikel ontstaan er vaak vragen die niet op te lossen zijn. Het gezien hierboven is een goed voorbeeld. Het is zeker dat Hendrick, Ruijsch en Gerrit zonen zijn van Peter Hendricxsz Brunt en Stijntgen Gerritsdr Ruijsch. Het is dan ook bijzonder dat in de transportakte van 1-6-1662 (o.s.) Gerrit niet wordt genoemd samen met Hendrick en Ruijsch, de andere nakinderen van Peter Henricxsz Brunt. Gerrit komt alleen voor in de testamenten van Cornelis Pietersz Versluijs en Lijsbeth Gerrits Ruijs. Maar in het testament van 15-4-1670 wordt Gerrit niet meer genoemd. Misschien dat Lijsbeth alleen nalaat aan de levende kinderen van Stijntgen. Maar in hun testament van 31-8-1652 (niet aanwezig in dit artikel) worden alleen Hendrick en Gerrit benoemt tot erfgenamen van Lijsbeth. Opnieuw ontbreekt Ruijsch, terwijl hij op dat moment nog in leven is.

IIIf. Trijntgen Petersdr Brunt, tr. gerecht Montfoort 10-5-1632 (o.s.) Arien Gijsbertsz Groenevelt jm. uit Noord-Polsbroek, won. te Blokland en Weverwijk (1674), zoon van Gijsbert Ariensz Groenevelt en Gergje Jansdr.

15-5-1640: Gijsbrecht Adriaensz, Adriaen, Jan en Huijch Gijsbrechtsz, samen vader en kinderen, transporteren aan Gerridt Adriaen Dircken, hun buurman alhier, 8 morgen land gemeen in 12 morgen, waarvan de andere vier morgen erfpachtland eerder door voornoemde Gijsbrecht Adriaensz voor zichzelf en zijn kinderen, voor de stadhouder, griffier en leenmannen te IJsselstein, aan Gerridt Adriaen Dircken is overgedragen, met huis, hof, berg, schuur en getimmerte, strekkende uit de Polsbroekervoorwetering noordwaarts over de landscheiding tot de Hoenkoperkade, belend ten oosten voornoemde Gerridt Adriaen Dircken zelf met 8 morgen en ten westen Reijnier Verhoeff met 16 morgen eigen land.123

15-5-1640: Gerridt Adriaen Dircken, inwoner alhier, is schuldig aan Gijsbrecht Adriaensz, wonende te IJsselstein, 5.000 gulden vanwege de koop van 8 morgen eigen en 4 morgen erfpachtland.
26-5-1658: Arien en Huijgo Gijsen, Jan Cornelisz van Hoeve als voogd van Gerriggie Jansdr, weeskind van Jan Gijsbertse, verwekt bij Jacobie Cornelisdr, allen kinderen en kleinkind van za. Gijsbert Ariense en Gerggie Jansdr, in hun leven echtelieden, hebben ontvangen uit handen van Claartgie Flooren, weduwe van Gerrit Arien Dircken, aan de ene en Cornelis Gerrit Arien Dircken aan de andere zijde het geld dat ze tegoed hadden.124

28-11-1657 (o.s.): Adriaen Gijsbertsz van Groenevelt, wonende in Blokland op het goed in bezit van de executeurs van het testament van za. mr. Evert van der Poll, transporteert aan voornoemde grondheer, in mindering van achterstallige landpacht, zijn erfdeel wat hem door het overlijden van zijn vader Gijsbert Adriaensz, overleden in de zomer van 1657 in IJsselstein, is aangekomen. Het is gespecificeerd in het maakgescheid tussen de comparant, Huijch Gijsbertsz van Groenevelt, zijn broer, en de voogd van Gerrichie Jans, dochter van zijn overleden broer, op 25-8-1657. Hij machtigt Gijsbert van Bijlevelt en Jan van Baeren om de overdracht te regelen.125

24-5-1660 (o.s.): Stijntgien Gerrits Ruijsch, weduwe van Pieter Henricksen Brunt, uit kracht van de uitkoop van 29-3-1660 met Arien Ghijsbertsen Groenevelt als man en voogd van Trijntgien Peters Brunt, met wie hij kinderen heeft, en Cornelis Arienssen ‘t Lam, getrouwd met Merrichgien Peters Brunt, voorkinderen van voornoemde Peter Henricksen Brunt, lenen een hoofdsom van 1.200 gulden van Geraert van Hollant, gerechtsbode van Montfoort, en Anneken Coenraets, echtelieden.126

29-7-1664 (o.s.): Cornelis Ghijsbertsen Calslager, jongman, toekomende bruidegom, geassisteerd door Ghijsbert Cornelissen Calslager, zijn vader, aan de ene, en Barber Adriaens Groenevelt, jonge dochter, toekomende bruid, gesterkt door Adriaen Ghijsbertsen Groenevelt, haar vader, en Huijch Ghijsbertsen van Groenevelt, haar oom, aan de andere zijde, gaan trouwen. De vader van de bruidegom en de bruid geven hun kinderen de afgesproken goederen mee in het huwelijk. Mocht een van beiden overlijden zonder dat er kinderen zijn, dan vererven de goederen terug naar de betreffende familie. Mocht de bruidegom eerst overlijden, dan heeft de bruid recht op 200 gulden bovenop het door haar ingebrachte deel.127

13-7-1666 (o.s.): Huijch Ghijsbertsen Groenevelt, burger van Montfoort, testeert. Hij heeft enige jaren geleden een testamentaire dispositie opgesteld bij notaris [Niclaes van] Lostadt en getuigen te Utrecht, die hij herroept. Hij benoemt tot zijn erfgenamen Adriaen Ghijsbertsen Groenevelt, zijn broer, nu wonende te Blokland, voor een staak, en Gerrichgien Jans Groenevelt, de dochter van zijn overleden broer, voor de tweede staak.128

1-5-1674: Arien Gijsbertsz Groenevelt, wonende in Weverwijk, getrouwd met Trijntgen Pieters Brunt, broer van Huijch Gijsbertsz Groenevelt en neef van Rijck Cornelisz van der Cats, beiden overleden, machtigt Andries Arentsz, zijn zoon, om uit zijn naam te komen tot een boedelscheiding met de erfgenamen van Huijgh Gijsbertsz Groenevelt en Rijck Cornelisz van der Cats.129

1-6-1674: Gerrighje Jans Groenevelt, bejaarde dochter, wonende in Lopik, enige dochter van Jan Gijsbertsz Groenevelt, geassisteerd door Jan Cornelisz Verhouff, haar oom en gekozen voogd, voor de ene helft, en Andries Ariensz Groenevelt, met procuratie van Arien Gijsbertsz Groenevelt, zijn vader, gepasseerd voor Jan Marcelisz van Osch te Gorinchem op 1-5-1674, geassisteerd door Cornelis Gijsbertsz Kalslagen, getrouwd met Barbara Ariens Groenevelt, enige erfgenamen van Huijgh Gijsbertsz Groenevelt, hun overleden oom, machtigen Adriaen Schoonhoven, mede notaris, procureur te Gouda, om alle rentebrieven, obligaties, hen aangekomen, te innen en ontvangen.130

1669: Jan Cornelisz Verhoeff, wonende in Lopik, met procuratie van Pieter Cornelisz Verhoeff, zijn broer, enige erfgenamen van Gerrichgen Jans Groenevelt, erfgenamen voor de ene helft van Huijch Gijsbertsz Groenevelt, aan de ene, en Andries Ariensz Groenevelt, wonende in Weverwijk, met procuratie van Arien Gijsbertsz Groenevelt, zijn vader, erfgenamen van de andere helft van voornoemde Huijch Gijsbertsz Groenevelt, aan de andere zijde. Er zijn enige misverstanden en moeilijkheden ontstaan bij de verdeling van de goederen van Huijch Gijsbertsz Groenevelt. Er worden allerlei obligaties verdeeld.131 [1669 klopt qua datering niet.]

11-5-1676 (o.s.): Andries Arentsen Groenevelt met procuratie van Arien Ghijsbertsen Groenevelt, zijn vader, op 1-5-1674 gepasseerd voor notaris Jan Marcelisz van Osch en getuigen te Gorinchem, machtigt Albert van Lobbregt om in Montfoort 600 gulden te vorderen van de schouten, kameraar en geërfden van Willeskop en Blokland volgens de obligatie d.d. 1-6-1669, mitsgaders 100 gulden volgens de obligatie d.d. 6-9-1669. De obligaties zijn de vader van de comparant aangekomen door het overlijden van Huijch Ghijsbertsz Groenevelt, zijn overleden broer.132

11-5-1676 (o.s.): Andries Arentsz Groenevelt als gemachtigde van zijn vader Arent Ghijsbertsz Groenevelt, die een mede-erfgenaam was van Huijch Ghijsbertsen Groenevelt, zijn overleden broer, volgens de procuratie op 1-5-1674 gepasseerd voor notaris Jan Marcelisz van Osch en getuigen te Gorinchem, assigneert Johan Both predikant, een mede-erfgenaam van Neeltgien Ghijsberts, zijn overleden grootmoeder, 100 gulden volgens de obligatie van 1-5-1674. Verbonden aan twee obligaties samen 700 gulden waard, de ene sprekende op het gemeneland van Willeskop en Blokland.133

16-2-1678 (o.s.): Andries Adriaensz Groenevelt, wonende in de Weverwijk, en Cornelis Gijsbertsz, getrouwd met Barbara Aerts Groenevelt, kinderen en erfgenamen van Adriaen Gijsbertsz Groenevelt, die fideï commis erfgenaam was van Gijsbert Adriaensz Groenevelt, aan de ene, en Cornelis Adriaensz Straver, getrouwd met Celichjen Dircks, en Leendert Jansz, getrouwd met Marta Peters, beiden voor een derde deel mede-erfgenaam van Pieter Cornelisz Verhoeff, die ex testamento erfgenaam was van Gerrichjen Jans Groenevelt, aan de andere zijde. Het betreft de goederen die deze Gerritjen Jans van Gijsbert Adriaensz, haar grootvader, had geërfd en die volgens het testament (aangezien Gerrichjen Jans is overleden zonder kinderen na te laten) op de naaste bloede van Gijsbert Adriaensz moest vererven. Er is afgesproken dat de twee erfgenamen van Pieter Cornelisz Verhoeff voor twee derde delen de goederen behouden die Gerrichgen Jans van haar grootvader Gijsbert Adriaensz had geërfd. Daarvoor keren ze uit aan de erfgenamen van Adriaen Gijsbertsz Groenevelt, als naaste bloede van Gijsbert Adriaensz Groenevelt, twee derde delen van 1.000 gulden in de vorm van twee derde delen van twee obligaties, samen 600 gulden waard, waarvan de eerste ten laste van het gemene land en de ander ten laste van Pieter Cornelisz Swart (d.d. 20-5-1672) en de rest in twee termijnen.134

Uit dit huwelijk (volgorde onbekend):
1.      Andries Adriaensz Brunt.
2.      Barber Adriaensdr Brunt.

IIIg. Marrichgen Petersdr Brunt, overl. na 26-4-1671 (o.s.), tr. NG Montfoort 1639 Claes Damen uit Polsbroek, won. te Polsbroek, overl. voor 25-2-1650 (o.s.), zoon van Daem Claesz en Maritgen Pauwelsdr, tr. NG Benschop 12-4-1650 (otr. 24-3-1650) Cornelis Ariensz Lamme, weduwnaar van Hendrickgen Thomasdr Stuijvenberch135, won. te Benschop, begr. NG Benschop 27-6-1670, zoon van Adriaen Jansz Lamme en Aechtgen Thomasdr136.

4-4-1645 (o.s.): Kopie van een koopcedul. Heijltgen Jansdr, weduwe van Thomas Joosten, gesterkt door Pieter Gerritsz Rietvelt, schout van Noord-Polsbroek, haar gekozen voogd, mitsgaders Jan Thomasz Snoeck, Jan Hendricxz Hardenboll, Willem Thomasz Stuijvenberch, Adriaen Ghijsbrecht Brenincxz en Aert Thijmansz, haar kinderen of schoonzonen, vervangende Harman Thomasz van Stuijvenberch, hun uitlandige zoon en broer, gereserveerd het deel van de koopsom die Cornelis Arijensz Lammen als man en voogd van Henricgen Thomasdr, mede-kind en zus, tegoed heeft, verkopen aan Adriaen Thomasz van Stuijvenberg, mede-zoon en broer, 5 morgen 1 hond eigen land gemeen in een weer van 12 morgen in het boveneinde van Noord-Polsbroek, de andere 6 morgen 5 hond eigendom van het convent van St. Maria Magdalena te Wijk bij Duurstede, belend boven de erfgenamen van Adriana Floren en beneden Jan Jacobsz, met het huis, schuur en getimmerte op de 12 morgen staande. De koopsom is 6.000 gulden.137

25-2-1650: Pouwels Willemsz, getrouwd met Commertgen Daemen, en Jacob Aertsz als man en voogd van Annichgen Damen, voor henzelf en voornoemde Pouwels Willemsz met procuratie van Cundertgen Daemen en Merrichgen Pieters Brundt, weduwe van za. Claes Damen, allen erfgenamen van Daem Claesz, hun overleden vader en schoonvader, in Noord-Polsbroek overleden, volgens de procuratie op 14-2-1650 gepasseerd voor notaris Pons Pietersz Jongsten te Oudewater. Ze verkopen aan Gerridt Vermeulen, wonende te Amsterdam, ca. 6 morgen land in Zuid-Polsbroek, strekkende van de Voorwetering tot de landscheiding, belend ten oosten voornoemde Gerridt Vermeulen zelf en ten westen de weduwe van Anthonis Aertsz.138

10-4-1658: Heer Herman van Stuijvenberch, overste luitenant van een regiment soldaten van het koninkrijk Denemarken, machtigt Arien Thomasse Stuijvenberch, oud-burgemeester van Noord-Polsbroek, om uit zijn naam te eisen van Cornelis Ariensz Lamme als weduwnaar en boedelhouder van Heijndrickgen Thomas, zijn overleden zus, wonende te Benschop, de goederen die hij bij zijn zus rond 1626 of 1627 in bewaring gegeven heeft. Het betreft beddengoed, meubelstukken, schaatsen en timmergereedschap.139

24-5-1660 (o.s.): Stijntgien Gerrits Ruijsch, weduwe van Pieter Henricksen Brunt, uit kracht van de uitkoop van 29-3-1660 met Arien Ghijsbertsen Groenevelt als man en voogd van Trijntgien Peters Brunt, met wie hij kinderen heeft, en Cornelis Arienssen ‘t Lam, getrouwd met Merrichgien Peters Brunt, voorkinderen van voornoemde Peter Henricksen Brunt, lenen een hoofdsom van 1.200 gulden van Geraert van Hollant, gerechtsbode van Montfoort, en Anneken Coenraets, echtelieden.140

23-11-1665: Cornelis Adriaensz Lammen en Merrichien Pietersdr, echtelieden, wonende te Benschop, testeren. Na de dood van de langstlevende zullen de goederen terug vererven naar de families waaruit de goederen komen. De overgebleven goederen moeten gelijk verdeeld worden tussen de families van de echtgenoten. Ze hebben op 2-10-1653 voor notaris Jacob van der Tocht en getuigen een testament gepasseerd, wat ze herroepen, met uitzondering van de lijftocht aan zijn vrouw. De testateur prelegateert aan Gerrit Willemsz Lamme, zijn neef, 200 gulden en zijn kleding. Hij legateert aan Thomas Gillisz de Weldige, of mocht zijn moeder Niesie Ariens Lamme voor de testateur overlijden, 50 zilveren knopen met een mantel, indien de testateur meer dan een mantel nalaat. De prelegaten gaan pas in na het overlijden van zijn huisvrouw. Hij benoemt tot zijn erfgenamen, na het overlijden van zijn vrouw, Pietertien Arients Lamme, zijn zus, voor een deel, Niesien Arients Lamme, ook zijn zus, voor een deel, de kinderen van Willem Ariensz Lamme, samen voor een deel. De testateur ratificeert de akte van voogdij en executeurschap, samen met zijn huisvrouw gepasseerd op 15-3-1660 voor het gerecht van IJsselstein.141

26-4-1671: Merrichgien Pieters Brunt, weduwe van Cornelis Arienssen Lammen, nu wonende te Willeskop, machtigt Henrick Peterssen Brunt, haar broer, en Jacob Willemssen van Rietvelt, schout van Lopik, om met de erfgenamen van Cornelis Arienssen Lammen te komen tot een boedelscheiding.142

Uit dit huwelijk (vermoedelijk), allen NG ged. te Benschop:
1.      Adriaentie Cornelisdr Lamme, ged. 1-6-1650.
2.      Merichen Cornelisdr Lamme, ged. 10-12-1654.

IIIh. Hendrick Petersz Brunt, schepen van Willeskop en Kort-Heeswijk (1652-1655, 1662-1663, 1665-1666 en 1669-1670), weesmeester van Willeskop en Kort-Heeswijk (1660-1661 en 1667-1668)143, won. te Willeskop en Montfoort (1691-1710), overl. Montfoort 30-8-1710, tr. 1e NG Montfoort 6-1649 (otr. NG Benschop 27-5-1649) Stijntgen Sijmondr jd. van Benschop, dochter van Sijmon N.n. en Teuntgen Pietersdr van der Donck.

Op NG Oudewater 24-2-1664 trouwt Hendrick Pietersen Brundt, weduwnaar van Aeltie Cornelis, uit Willeskop met Grietien Aerts Vergeer, jd. uit Hekendorp. Hij laat twee kinderen dopen in Montfoort (Aert op 4-10-1665 en Pieter op 3-3-1667) onder de naam Langen Henderick en woont in de Waard (de Lopikerwaard?). Meer informatie heb ik niet kunnen vinden over deze Hendrick Pietersen Brundt, dus het is me niet duidelijk of en hoe deze Hendrick in deze familie thuishoort. Het is wel zeker dat het niet dezelfde persoon is als bovenstaande Hendrick Petersz Brunt. Stijntgen Sijmonsdr is namelijk op 17-9-1663 (o.s.) in leven. Het is vrijwel onmogelijk dat hij vijf maanden later weduwnaar van een andere vrouw zou zijn.

14-3-1651 (o.s.): Heer en mr. Johannes Heurnius, raad en rentmeester-generaal van de Domeinen ‘s lands van Utrecht, door de heren Staten hiertoe geauthoriseerd, machtigt Henrick Pietersz Brunt om voor het gerecht van Blokland te transporteren aan Cornelis Arisz Amersfoorder de helft van een partij land van 4 morgen gelegen in Kort-Blokland, laatst aan Tonis Gerritsz Cort verhuurd, strekkende van de Blokdijk tot de Benschopper landscheiding, belend ten oosten Jan Sijmonsz bruiker en ten westen Cors Jansz. De andere helft is gekocht door Marten Jansz.144

14-3-1651 (o.s.): Heer en mr. Johannes Heurnius, raad en rentmeester-generaal van de Domeinen ‘s lands van Utrecht, door de heren Staten hiertoe geauthoriseerd, machtigt Henrick Pietersz Brunt om voor het gerecht van Blokland te transporteren aan Marten Jansz de helft van een partij land van 4 morgen gelegen op Kort-Blokland, laatst aan Tonis Gerritsz verhuurd, strekkende van de Blokdijk tot de Benschopper landscheiding, belend ten oosten Jan Sijmonsz bruiker en ten westen Cors Jansz.145

29-6-1656 (o.s.): Heijndrick Pietersz Brunt huurt de helft van ca. 5 morgen land, gemeen met Cornelis Cornelisz Schinckel, in Willeskop van Maria van IJsselsteijn, weduwe en boedelhoudster van Dirck Dircksz Withboom.146

26-4-1658 (o.s.): Hendrick Peterssen Brunt, buurman te Willeskop, en Stijntgien Sijmons, zijn huisvrouw, met wie hij kinderen heeft, is schuldig aan Rutger Ghijsbertsen van Rhijsenburch, burger te Montfoort, een hoofdsom van 2.500 gulden met een losrente van 126 gulden 5 stuivers per jaar. Als onderpand stelt hij 5 morgen land met huis, berg en schuur, gemeen in een stuk van 10 morgen, waarvan de resterende 5 morgen de comparant als koper toebehoort, gelegen in Willeskop, strekkende in het geheel uit de Hollandsche IJssel zuidwaarts tot de Bloklandsedijk, belend ten oosten Teunis Dircksen Ruijwen en ten westen Maurits van Steenwijck.
26-4-1662 (o.s.): Ghijsbert van Rhijsenburch bekent dat Henrick Peterssen Brunt heden aan zijn vader de 2.500 gulden met rente heeft afgelost.147

25-4-1662 (o.s.): Pauwels Willemssen, wonende in Willeskop, substituut van de heer mr. Johan Heurmius, raad en rentmeester-generaal van de Domeinen ‘s lands van Utrecht, volgens de procuratie gepasseerd bij notaris Vastert en getuigen te Utrecht op 3-3-1651, transporteert aan Henrick Peterssen Brunt, tegenwoordig regerende schepen, een partij land van 5 morgen, laatst door Peter Henricksen Brunt gebruikt, gemeen met Henrick Peterssen Brunts hofstede van 5 morgen in Willekop, in het geheel strekkende uit de Hollandsche IJssel tot de Bloklandsedijk, belend ten oosten Anthonis Dircksz Ruijwen en ten westen eertijds Aeggien Crommen en nu Maurits van Steenwijck.
25-4-1662 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, regerende schepen, heeft van juffr. Johanna Dircx, weduwe van de heer burgemeester Cornelis Jacobsen van Steijn, wonende te Oudewater, ontvangen een hoofdsom van 4.000 gulden en belooft met Stijntgien Sijmon, zijn huisvrouw, te betalen een losrente van 180 gulden per jaar. De hoofdsom mag niet binnen tien jaar worden afgelost. Als onderpand stelt hij 10 morgen eigen land in Willeskop met huis, berg en schuur, strekkende uit de Hollandsche IJssel zuidwaarts tot de Bloklandsedijk, belend ten oosten Anthonis Dircksen Ruijwen en ten westen eertijds Aeggen Crommen en nu Maurits van Steenwijck.148

20-5-1662: Cornelis Pietersz Versluijs en Lijsbeth Gerrits Ruijs, echtelieden wonende bij de Goeverjanwellesluis te Hekendorp, testeren. Hendrick Pietersz Brunt, zoon van Stijntge Gerrits, haar zus, is voor een deel haar erfgenaam. Ze prelegateren 1.200 gulden aan Hendrick Pietersz Brunt.149

17-9-1663 (o.s.): Teuntgien Pieters van der Donck, wonende in Willekop, testeert. Ze maakt aan Anneken Koenen, weeskind van Niesgien Cornelis Amersfoorder, haar overleden dochter, verwekt bij Coen Cornelissen, 2 morgen hooiland op Kort-Blokland. Dit land mag niet worden gedeeld en moet in de familie blijven. De comparante heeft Anneken Koenen ca. 5,5 jaar onderhouden. Samen met het genoemde 2 morgen land is de comparante van mening daarmee aan de erfportie van Anneken Koenen te hebben voldaan. Ze benoemt tot haar erfgenamen Stijntgien Sijmons, getrouwd met Henrick Peterssen Brunt, en Merrichgien Cornelis Amersfoorder, getrouwd met Henrick Aertsen Verleun, beiden haar dochters.150

6-3-1664: Cornelis Pietersz Versluijs en Lijsbeth Gerrits Ruijs, echtelieden wonende bij de Goeverjanwellesluis te Hekendorp, testeren. Hendrick Pietersz Brunt, zoon van Stijntge Gerrits, haar zus, is voor een deel haar erfgenaam. Ze prelegateren 1.200 gulden aan Hendrick Pietersz Brunt.151

9-1-1666 (o.s.): Cornelis Gerritsen van Snelreweert met Jan Eeuwoutsen van Weerder en Henrick Pieterssen Brunt als borgen heeft ontvangen uit handen van Dammis Janssen Maeslant als oom en voogd van Francq Matheussen van Weerder, onmondig en uitlandig, een hoofdsom van 651 gulden 1 stuiver 10 penningen, waarvoor hij jaarlijks 22 gulden 15 stuivers aan rente voor moet betalen.152

1669: Een onderzoek in de Registers van Willeskop.
Op 23-2-1651 (o.s.) heeft Peter Henricksen Brunt aan zijn zoon Henrick Peterssen Brunt 5 morgen land in Willeskop overgedragen.
Op 25-4-1662 (o.s.) heeft Johan Heurnius, raad en rentmeester-generaal van de Domeinen ‘s lands van Utrecht, aan Henrick Peterssen de naastgelegen 5 morgen land overgedragen. Op dezelfde dag heeft Henrick Peterssen Brunt 4.000 gulden geleend van juffr. Johanna Dircx, weduwe van Cornelis Jacobsen van Steijn, te Oudewater.153

15-4-1670: Lijsbet Gerrits Ruijsch, weduwe van Cornelis Pietersz Versluijs, testeert. Hendrick Pietersz Brunt, zoon van Stijntgen Gerrits, haar overleden zus, heeft 1.200 gulden uit hun boedel gekregen. Hij hoeft na haar overlijden dit bedrag niet terug te betalen. Ze benoemt de kinderen van Hendrick Pietersz Brunt voor een derde deel tot haar erfgenamen, waarbij Hendrick Pietersz Brunt het vruchtgebruikt krijgt van hun deel.154

19-6-1670 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, buurman in Willeskop, is schuldig aan het Kapittel van Oudemunster te Utrecht een hoofdsom van 1.200 gulden met een rente van 48 gulden per jaar. Als onderpand stelt hij 10 morgen land met huis, hofstede, berg en schuur in Willeskop, belend ten oosten Teunis Dircksen Ruijwen en ten westen Maurits van Steenwijcks erfgenamen in plaats van Maria Crom, zijn overleden vrouw, strekkende van de Hollandsche IJssel zuidwaarts tot de Bloklandsedijk, al bezwaard met 4.000 gulden.155

19-6-1670 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, buurman in Willeskop, heeft uit handen van juffr. Maghdalena de Paluda, weduwe van Johan van Mansvelt, in zijn leven maarschalk van Montfoort, de hoofdsom van 1.200 gulden ontvangen. Hij zal jaarlijks 60 gulden rente per jaar betalen. Als onderpand stelt hij 4,5 morgen in Willeskop, bestaande uit een akker buitendijks en een akker binnendijks, strekkende van de Hollandsche IJssel over de Hoge Dijk tot het land van de Commanderij van Montfoort binnen de Tiendeweg, belend ten oosten de Commanderij en ten westen de heer professor Diemerbroeck; nog twee kampen eigen land over de Tiendeweg, belend als voren.156

Een kaart uit het kaartboek van het Kapittel van Oudmunster te Utrecht. Het betreft hier een stuk land van 5 morgen in Willeskop met rechts de Hollandsche IJssel en links de scheidkade. In het midden ligt de Tiendeweg en rechts de IJsseldijk.157

26-4-1671: Merrichgien Pieters Brunt, weduwe van Cornelis Arienssen Lammen, nu wonende te Willeskop, machtigt Henrick Peterssen Brunt, haar broer, en Jacob Willemssen van Rietvelt, schout van Lopik, om met de erfgenamen van Cornelis Arienssen Lammen te komen tot een boedelscheiding.158

27-11-1673 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, buurman in Willeskop, machtigt Jan Ruijssen Brunt, zijn neef, om van Thomas Ponssen, wonende te Meerkerk, te ontvangen het bedrag dat hem door het gerecht van Meerkerk in de zaak tussen hem als eiser en Arien Gijsen en voornoemde Thomas Ponssen als gedaagden en veroordeelden is toegewezen.159

27-11-1673 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, wonende te Willeskop, komt tot een uitkoop met de kinderen van Ruijsch Petersz Brunt vanwege de erfenis van Stijnken Gerrits Ruijsen.160

7-5-1675 (o.s.): Henrick Petersz Brunt, buurman in Willeskop, geeft zijn consent voor het huwelijk van zijn dochter Anneken Henricx Brunt met Leendert Jansz van der Speck, jongman wonende te Alblasserdam. Hij machtigt Dirck Ghijsbertsz Cool, wonende te Alblasserdam, om in zijn naam voor het gerecht van Ablasserdam zijn consent bekend te maken.161

7-11-1675: Hendrick Pietersen Brunt, wonende in Willeskop als oom en bloedvoogd van Jan, Arijen, Pieter, Ariaentien, Annitie en Marritien Ruijsen Brunt, nagelaten kinderen van Ruijs Pietersz Brunt, zijn broer, volgens de vernieuwde akte van uitkoop op 27-11-1673 gepasseerd voor notaris Cortenes en getuigen te Montfoort, had hen beloofd om 618 gulden 18 stuivers uit te keren vanwege hun grootmoeders erfenis. Hij is nu schuldig aan Pieter, Ariaentien, Annetien en Marritien Ruijsen een bedrag van 184 gulden. De comparant is nog schuldig zeven jaar aan renten over 600 gulden, alsmede de rente op de laatste 184 gulden. Om eventuele procedures tussen hem en zijn nichten en neven te voorkomen, laat hij zich gewillig condemneren bij het Hof van Utrecht. Hij machtigt daarvoor Jan Ruijsen Brunt, die namens zijn broers en zussen machtigt Johan Bos en Johan de Witt, procureurs voor het Hof, om het te regelen.162

19-2-1676: Leendert Jansz van der Swijn, getrouwd met Annichje Hendricks Brunt, wonende te Alblasserdam, mede-erfgenaam van Lijsbet Gerrits Ruijsch, weduwe van Cornelis Pietersz Versluijs, beiden overleden onder Hekendorp, machtigt Hendrick Pietersz Brunt, zijn schoonvader, om een boedelscheiding te regelen met de verdere erfgenamen van Lijsbet Gerrits Ruijsch.163

21-5-1676: Juffr. Johanna Dircx, weduwe van heer Cornelis van Steijn, in zijn leven burgemeester van Gouda, verhuurt aan Sijmon Hendricksz Brunt, wonende te Willeskop, 10 morgen land met hofstede, huis en twee bergen in Willeskop, strekkende van de Hollandsche IJssel zuidwaarts tot de Bloklandsedijk, belend ten oosten Gerrit Theunisse Ruijwen en ten westen juffr. Crom. Voor het jaar 1676 kost hem dat 200 gulden. Hendrick Pietersz Brunt, mede wonende te Willeskop, stelt zich borg voor zijn zoon.164

16-3-1682 (o.s.): Anneken Coenen, weduwe van Cornelis Leendertsen Spruijt, gesterkt door Henrick Peterssen Brunt en Henrick Aertsen Verleun, haar aangetrouwde ooms, als mede-erfgenaam van Teuntgien Pieters van der Donck, haar overleden grootmoeder, had van Jan van Grasvelt nomine uxoris enige erfgenaam was van Dirck Janssen van Schagen, zijn overleden schoonvader, een zaak verloren voor het Hof van Utrecht betreffende een borgtocht. Als gevolg daarvan moest Anneken Coenen 2 morgen land in Kort-Blokland verkopen, wat ze uit het testament van 17-9-1663 fideï commis had geërfd. Omdat dat te voorkomen, zijn ze tot het volgende akkoord gekomen. Rocus Willemsz betaalt per direct 38 gulden aan Grasveld. Rocus Willemsz huurt vervolgens de 2 morgen in Kort-Blokland voor 14 gulden per jaar.165

12-9-1682 (o.s.): Merrichgen Henricx Brunt, huisvrouw van Cors Aertsen van der Hulst, vanwege diens absentie geassisteerd door Henrick Peterssen Brunt, haar vader, transporteert aan de heer Jacob Schijff, advocaat voor het Hof van Holland, verschillende koeien en hooi, samen geschat op 375 gulden.166

7-10-1682: Merichje Hendricks brunt, huisvrouw van Cors Aertsz van der Hulst, wonende in Willeskop, geassisteerd door Hendrick Pietersz Brunt, haar vader, mede wonende aldaar, aan de ene, en Merichje Herberts, weduwe van Rochus Willemsz, neergeslagene, mitsgaders Cornelis Jaspersz, halfbroer, wonende in Willeskop, Hermen Leendertsz de Jonge, neef, wonende te Alphen, Dirck en Crijn Claesz Sluijs, wonende mede te Willeskop, gewezen zwagers en bloedvoogden van het nagelaten weeskind van voornoemde Rochus Willemsz, aan de andere zijde. Onder de volgende voorwaarde is er sprake van verzoening, vanwege de neerslag van Rochus Willemsz door Cors Aertsz van der Hulst. Cors Aertsz moet de voornoemde vrienden van de neergeslagene vermijden, de onkosten van de schouw en visitatie van het lichaam vergoeden en een bedrag betalen aan de armen van Willeskop, waarvan de hoogte wordt bepaald door zijn huisvrouw.167

29-9-1693: Henrick Peterssen Brunt, wonende te Montfoort, als gemachtigde van Cors Aertsen van der Hulst, wonende te Benschop, zijn schoonzoon, weduwnaar van Merrichgien Henricx Brunt, zijn overleden dochter, volgens de procuratie op 6-12-1691 gepasseerd voor het gerecht van Benschop, transporteert aan Simon Cornelisz, buurman te Willeskop, de melioratie en getimmerte van een huis, bergen en schuur, staande op de landen van de testamenteurs van wijlen mr. Evert van de Poll te Utrecht.168 (Een kopie van de procuratie volgt.)

5-9-1710: Arien Hendriksen Brunt, wonende te Loenen, Grietje Hendriks Brunt, wonende aan de Lange Linschoten, mitsgaders Niesjen Hendriks Brunt, wonende aan de Leidschendam, voor henzelf en vervangende Annichje Hendriks Brunt, laatst weduwe van Wessel …, gewezen dienaar van de justitie te Monnickendam, en voor Cors Aartsen van der Hulst, getrouwd geweest met Merrichje Hendriks Brunt, mitsgaders voor Pieter Hendriksen Brunt, wonende te Schoonhoven, hun zus en broer, allen kinderen en erfgenamen van za. Hendrik Pietersen Brunt, hun vader die op 30 augustus dit jaar te Montfoort is overleden, machtigen hun broer Sijmon Hendriksen Brunt, wonende te Loenen, mede-erfgenaam, om vanwege de erfenis van Willem Janssen Ruijsch, de overleden neef van hun vader, die ca. twee jaar geleden te Barwoutswaarder was overleden, met de overige erfgenamen van Willem Jansen Ruijsch te komen tot een boedelscheiding.169

8-12-1710: Sijmon Hendricksz Brunt, wonende te Loenen, voor zichzelf en als gemachtigde van Arien, Grietje en Niesje Hendriks Brunt, voor henzelf en hen sterkmakende voor Annitje Hendriks Brunt, laatst weduwe van Wessel …, gewezen dienaar van de justitie te Monnickendam, voor Cors Aartsz van der Hulst, in huwelijk gehad Marritje Hendriks Brunt, en mede voor Pieter Hendricksz Brunt, kinderen en erfgenamen van Hendrick Pietersz Brunt, volgens de procuratie gepasseerd op 5-9-1710 voor notaris Abraham van Zoelen en getuigen te Montfoort, machtigt Carel Middelman, procureur voor het Hof van Holland, om te procederen uit naam van zijn vader Hendrick Pietersz Brunt tegen Huijgh Woutersen, Johannes Vergeer, Jan Kleijn en Dirk van Swieten.170

15-3-1713: Cors Aartsz van der Hulst, weduwnaar en boedelhouder van Merrigje Brunt, Pieter en Arie Hendriksz Brunt, voor henzelf en hen sterkmakende voor Annigje, Grietje, Niesje en Lijsbeth Hendriks Brunt, kinderen van Hendrik Pietersz Brunt, machtigen Sijmon Brunt, hun broer en zwager, om namens hen het transport te regelen van de goederen die gisteren, 14-3-1713, op naam van de gezamenlijke erfgenamen van Willem Jansz Ruijs zijn verkocht.171

Uit dit huwelijk, allen NG ged. te Montfoort (o.s.):
1.      Sijmon Hendricksz Brunt, ged. 7-7-1650.
2.      onbekend, ged. 4-4-1652.
3.      Merrichjen Hendricksdr Brunt, ged. 22-2-1654.
4.      Arijen Hendricksz Brunt, ged. 9-1657.
5.      Cornelis Hendricksz Brunt, ged. 11-1-1660.
6.      Grietjen Hendricksdr Brunt, ged. 2-1662.
7.      Niesjen Hendricksdr Brunt, ged. 6-12-1663.
8.      Lijsbeth Hendricksdr Brunt, ged. 25-03-1666.
9.      Gerrith Hendricksz Brunt, ged. 22-1-1668.

Gezicht op Montfoort met links de Willeskopperpoort (door C. Pronk 1730)172

IIIi. Ruijsch Petersz Brunt, tr. NG Montfoort 9-1645 Geertgen Reijersdr Pleijt, dochter van Reijer Claesz Pleijt en Adriaentgen Dircxsdr Stoof. Zij tr. 2e NG Montfoort 16-9-1663 (o.s.) (otr. 22-8-1663) Arien Pietersen de Leeuw jm.

26-6-1637: Rekening door Peter Ockersz, burger van Montfoort, nomine uxoris oudoom, en Roel Dircxsz, wonende in het land van Vliet, als ooms en voogden van Frederick Arijensz, weeskind van Arijen Cornelisz en Marrichgen Dircxsdr, beiden overleden, van hun ontvangsten en inkomsten.
Betaald aan Ruijsch Pietersz, zoon van Pieter Hendricxsz Brunt, 34 stuivers, nog vanwege Cornelis Gerrit Neelen 10 stuivers, samen 2 gulden 4 stuivers.173

12-8-1649 (o.s.): Reijer Claesz Pleijt, weduwnaar van Ariaentgien Dirckx Stoof, wonende te Willeskop, toekomende bruidegom, aan de ene, en Truijcken Henricx Cloeck, nagelaten weduwe van Alert(?) Jansz, wonende te Montfoort, toekomende bruid. De bruidegom brengt 400 gulden in, waarvoor Ruijsch Pietersz Brunt zich borg stelt, en nog enkele meubels uit zijn onvertichte boedel. De bruid brengt de roerende goederen in die ze op dit moment bezit.174

13-1-1653 (o.s.): Reijer Claesse Pleijt, nu wonende te Montfoort, weduwnaar van Adriaenken Dircx Stoof, voor zichzelf, Claes Reijerssen, Dirck Reijersen, beiden voor henzelf en hen sterkmakende voor Jannichgien Reijers, hun zus, samen kinderen en erfgenamen van Adriaentgen Dircxdr, hun overleden moeder, transporteren aan Ruijsch Petersz  Brunt, hun zwager en mede-erfgenaam, een huis, boomgaard en erf in Willeskop genaamd De Oude Molenwerf, strekkende van de Hollandsche IJssel zuidwaarts over de Hoge IJsseldijk, belend ten westen de Vliet en de sluis van het gemene land en ten oosten Hendrick Petersz Brunt.175

25-2-1653 (o.s.): Claes Reijersz en Claes Jasperssen, getrouwd met Jannitge Reijers, kinderen en mede-erfgenamen van Adriaentjen Dircx Stooff, het huwelijk van Jannitge Reijers is zonder kinderen, ratificeren de boedelscheiding die Ruijs Pietersz Brunt en Dirck Reijersz, hun zwagers en broer, voor hun hebben geregeld als kinderen en erfgenamen van Adriaentje Dircx Stooff, voor een vijfde deel. De boedelscheiding is geregeld met Mathijs de Vlaming, getrouwd met Jacomijntje Frans, die een dochter was van Maritje Jans Stooff, dochter van Jan Dircxsz Stooff za., voor een vijfde deel, mr. David Doornick met procuratie van ds. Cornelius Triglandius en mr. Theororus Triglandius, voor henzelf en vervangende hun broer en zussen, samen kinderen en erfgenamen van Christina Dircx Stooff za., mede voor een vijfde deel, Jan Aertsz van Leen, getrouwd met Maritgen Dircx Stooff, insgelijks voor een vijfde deel, en Dirck, Willem, Bastiaen en Geertje Willems Stooff, samen kinderen en erfgenamen van Willem Dircxsz Stooff, voor het laatste vijfde deel, samen erfgenamen van Pieter Dircxsz Stooff. De boedelscheiding is op 30-12-1652 met zijn weduwe Susanna Cornelisdr geregeld bij notaris Joachim Thielmans en getuigen te Amsterdam.176 (Op 24-5-1653 en 29-7-1653 verkopen de erven van Pieter Dircksz Stoof in Amsterdam verschillende onroerende goederen. Een van de erfgenamen is Ruijsch Pietersz Bruijn, getrouwd met Geertge Reijers.)

21-5-1654 (o.s.): Claes Reijerssen en Dirck Reijerssen machtigen Ruijsch Pieterssen Brunt, hun zwager, om in hun naam te ontvangen de laatste termijn die ze tegoed hebben als mede-erfgenamen van Peter Dircksen Stooff, hun overleden oom.177

27-11-1673 (o.s.): Henrick Peterssen Brunt, wonende te Willeskop, komt tot een uitkoop met de kinderen van Ruijsch Petersz Brunt vanwege de erfenis van Stijnken Gerrits Ruijsen.178

7-11-1675: Hendrick Pietersen Brunt, wonende te Willeskop, oom en bloedvoogd van de kinderen van Ruijs Pietersz Brunt, is hen nog geld schuldig.179

Uit dit huwelijk, allen NG ged. te Montfoort (o.s.):
1.      Jan Ruijsch Brunt, ged. 15-2-1646.
2.      onbekend, ged. 12-9-1647.
3.      Claes Ruijsch Brunt, ged. 22-1-1650.
4.      Arien Ruijsch Brunt, ged. 9-2-1651.
5.      Grietgen Ruijsch Brunt, ged. 13-11-1653.
6.      Annichjen Ruijsch Brunt, ged. 10-2-1656.
7.      onbekend, ged. 16-12-1660.

IIIj. Gerrit Petersz Brunt, overl. voor 20-5-1662.

Er zijn wat raadsels rondom Gerrit Petersz Brunt. Het is zeker dat zijn vrouw hertrouwd is met Cornelis Jansz Cock. Zijn kinderen worden in 1662 wél genoemd als erfgenaam van Lijsbeth Gerrits Ruijs, maar in 1664 niet meer.

20-5-1662: Cornelis Pietersz Versluijs en Lijsbeth Gerrits Ruijs, echtelieden wonende bij de Goeverjanwellesluis te Hekendorp, testeren. De kinderen van Gerrit Pietersz Brunt, zoon van Stijntge Gerrits, haar zus, zijn voor een deel haar erfgenaam.180

Uit dit huwelijk o.a.:
1.      Gerrichie Gerrits Brunt, tr. RK Montfoort 7-8-1670 Willem Ariensen Schinckel. Hij tr. 1e Fijchien Willems den Douwer.

26-6-1670: Willem Arienssen Schinckel, laatst weduwnaar van Fijcken Willems de Douwer, en Gerriken Gerrits uit Willeskop, gaan trouwen. Met hulp van ondergetekende vrienden en dadingsmannen [Cornelis Jansz Cocq en Henrick Pietersz Brunt] zijn ze gekomen tot een overeenkomst. De bruidegom brengt al zijn goederen in. Gerriken Gerrits brengt de jaarlijkse inkomsten van haar goederen in. Hiervan moet nog eerst rekening gedaan worden. Ze krijgt ter mindering hiervan alvast 50 gulden aan contant geld, zonder dat Willem Gerritsen Schinckel of Gerriken Gerrits het resterende geld “mogen aentasten”. Ze moeten eerst consent krijgen van Cornelis Jansz Cock, stiefvader van Gerriken, en de schout en weesmeesters van Willeskop.181

21-10-1670: Rekening tussen Henrick Peterssen Brunt en Willem Arienssen Schinckel als man en voogd van Gerrichgen Gerrits. Brunt heeft namens Gerrichgen van Cornelis Jansz Cocq 100 gulden ontvangen, nog 120 gulden uit de erfhuiscedul en nog eens 100 gulden. Hij heeft aan Willem Ariensz 20 gulden betaald in geld en 75 gulden aan hennep, hij heeft 70 gulden voorgeschoten aan kostgeld en namens Willem Ariensz 9 gulden betaald aan Willem Claesz van den Poll. Het verschil is 146 gulden, door Henrick Brunt te betalen aan Willem Ariensz.182

24-11-1671: Rekening tussen Cornelis Janssen Cocq, aan de ene, en Willem Gerritsz Schinckel en Gerrichgen Gerrits, aan de andere kant. Cocq heeft de uitkoop van Gerriken Gerrits, zijn stiefdochter, van 144 gulden ontvangen. Hij heeft allerlei kosten gemaakt en betaalt Willem Ariensz Schinckel een bedrage. De overige 75 gulden zal Cocq terugbetalen aan Gerriken Gerrits en haar man met een rente van 3 gulden per jaar.183

IIg. Jan Hendricxsz Brunt.

19-4-1607 (o.s.): Peter Henricxz Brunt, wonende in Willeskop, neef van Marrichgen, dochter van Neeltgen Petersdr en haar tweede man Adriaen Louwen, neemt van haar aan een hoofdsom van 163 gulden 2 stuivers, afkomstig uit haar moederlijke erfenis. Met toestemming van zijn moeder Anna Petersdr, met Jonatas van Duijsel als gekozen voogd, stelt hij tot onderpand 4,5 morgen land, belast met een hoofdsom van 300 gulden, gelegen in Willeskop, gemeen in 12 morgen, belend ten oosten Cornelis Antonisz van der Pol en ten westen Dirck Cornelis Florisz. Jan Petersz Brouwer, bloedvoogd van het weeskind, geeft zijn consent.
29-6-1618 (o.s.): Peter Heijndericxsz Brunt, wonende te Willeskop, heeft aan Peter Petersz, bloedvoogd, 163 gulden met rente betaald.
29-6-1618 (o.s.): Jan Henricxz Brunt, wonende buiten de IJsselpoort, neemt aan van Peter Petersz brouwer als broer en bloedvoogd van Marrichgen Adriaensdr een hoofdsom van 200 gulden. Claes Willemsz Cock en Peter Henricxz Brunt stellen zich borg.
13-10-1639 (o.s.): [Marrichgen] Adriaensdr heeft ontvangen van Peter Hendricxz Brunt als mede-borg van Jan Hendricxz Brunt, de helft van 200 gulden met rente. Claes Willemsz Cock is ook mede-borg van Jan Hendricxz Brunt.184

6-4-1613 (o.s.): [onleesbaar] mede-erfgenamen van [onleesbaar] van der Pol, samen echtelieden, zijn schoonouders, transporteert aan [Jan Henricxz] Brunt, wonende in Willeskop, een boomgaard en werf of uiterdijk gelegen in Willeskop, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Hoge IJsseldijk, belend ten oosten za. Jan Walingen dochters kinderen en erfgenamen en ten westen de Heilige Geest te Montfoort en Joachim Adriaensz Sluijs bruiker.185

16-6-1613 (o.s.): Jan Henricxz Brunt, buurman in Willeskop, transporteert aan Cornelis Willemsz van Breda, burger en brouwer te Woerden, een huis, boomgaard en werf of uiterdijk gelegen in Willeskop, strekkende van de Hollandsche IJssel tot de Hoge IJsseldijk, belend ten oosten za. Jan Walingen dochters kinderen en erfgenamen en ten westen de Heilige Geest te Montfoort en Joachim Adriaensz Sluijs bruiker.186

15-5-1624: Compareerde Jan Henricksz Brunt woonende tot Montfoort ende constitueerde mijnden in omnibus ad lites cum potestate substituendi in communi forme mit ratificaen. Actum t’Utrecht den xven maij 1624.187

IIh. Bastiaen Hendricxsz Brunt, tr. NG Oudewater 24-4-1622 Emmitgen Pietersdr.

Behalve een huwelijk en de doop van enkele kinderen heb ik niets over Bastiaen kunnen vinden.

27-1-1607 (o.s.): Peter Henricxsz, broer van Bastiaen en jonge Peter Henricxsz, weeskinderen van za. Henrick Jansz Brunt, verwekt bij Annichgen Petersdr, als koper van het huis, getimmerte, landen en andere goederen volgens het contract van uitkoop d.d. 16-1-1607, neemt ter vermindering van het uitkoopbedrag aan van de weeskinderen de hoofdsom van 366 gulden 14 stuivers, de waarde van hun deel van de erfenis. Hij zal bij hun huwelijk de kleding vergoeden of 30 gulden betalen. Als onderpand geldt 2,5 morgen eigen land, gemeen met een stuk van 10 morgen met huis, bergen en getimmerte, gelegen te Willeskop, strekkende tot de Blokwetering, belend ten oosten Cornelis Rijckensz en ten westen de huisvrouw en kinderen van Antonis Crom. Willem Jansz Brunt, oom en bloedvoogd, heeft consent gegeven.
2-2-1624 (o.s.): Bastiaen Henricxsz heeft van Peter Henricxsz Brunt, zijn broer, de uitkoop van zijn vaderlijke erfenis ontvangen.188

Uit dit huwelijk, allen NG ged. te Oudewater:
1. Peter Bastiaensz Brunt, ged. 1-6-1622
2. Heijndrickien Bastiaensdr Brunt, ged. 14-1-1624
3. Jannetgen Bastiaensdr Brunt, ged. 7-2-1629

AFKORTINGEN
AHR: Archief Hoogheemraadschap Rijnland
ELO: Erfgoed Leiden e.o.
GAAR: Gemeentearchief Alphen aan den Rijn
HUA: Het Utrechts Archief
OV: Ons Voorgeslacht
RAG: Regionaal Archief Gorinchem
RHCRL: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard
SAA: Stadsarchief Amsterdam
SAR: Stadsarchief Rotterdam
SMH: Streekarchief Midden-Holland
ZA: Zeeuws Archief

NOTEN 

1 RHCRL, wk Montfoort 111, fol. 257v.
2 RHCRL, wk Montfoort 110, fol. 112, 22-8-1599 (o.s.).
3 Ibidem, fol. 113, 20-1-1600 (o.s.).
4 ELO, ona Leiden 309, aktenr. 102.
5 HUA, Financiële instellingen van de landsheer en van de Staten van Utrecht en daarop volgende gewestelijke besturen 1675. (De afbeelding bij noot 15 komt van fol. 455).
6 HUA, ona Utrecht 244, aktenr. 410.
7 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 55, 10-2-1675 (o.s.).
8 RHCRL, ona Oudewater 1879, aktenr. 146, 14-6-1650.
9 GAAR, ora Zwammerdam 1 (FS scan 25/550).
10 Ibidem (FS scan 107/550).
11 Database Ons Voorgeslacht, H.M. Kuypers.
12 AHR, inv.nr. 9410.
13 AHR, Collectie kaarten, A-4121.
14 GAAR, ora Zwammerdam 18, fol. 40 (FS scan 181/375).
15 RHCRL, Kerkfabriek van Montfoort 3194, fol. 9v.
16 Als noot 5.
17 Als noot 5.
18 RHCRL, wk Montfoort 110, fol. 76.
19 RHCRL, wk Montfoort 109, fol. 196.
20 RHCRL, wk Montfoort 110, fol. 174.
21 Ibidem, fol. 207v.
22 Als noot 1.
23 RHCRL, ora Woerden 45, fol. 133v.
24 Ibidem, fol. 276.
25 RHCRL, ora Woerden 46, fol. 21v.
26 Ibidem, fol. 95.
27 Ibidem, fol. 97.
28 RHCRL, ona Woerden 8515, aktenr. 47.
29 SAA, ona Amsterdam 519, aktenr. 192696.
30 ZA, wk Middelburg 115a, fol. 165v, 18-2-1638.
31 SAA, ona Amsterdam 521, aktenr. 220519, 21-11-1636.
32 SAA, ona Amsterdam 1946, aktenr. 395234, 22-8-1646.
33 RHCRL, Kerkfabriek van Montfoort 3210, fol. 9v.
34 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2284 (FS scan 9/455).
35 RHCRL, wk Montfoort 112, fol. 24.
36 Ibidem, fol. 25.
37 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2284 (FS scan 35/455).
38 RHCRL, wk Montfoort 112, fol. 105v.
39 Ibidem, fol. 110v.
40 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2284 (FS scan 108/455).
41 Ibidem (FS scan 134/455).
42 Ibidem (FS scan 178/455).
43 RHCRL, ona Oudewater 1879, aktenr. 146.
44 RHCRL, gerecht Willeskop 9.
45 Als noot 43 (de hele akte).
46 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 140.
47 RHCRL, ora Sluipwijk 3, fol. 204v, 22-5-1655 (FS scan 221/582).
48 RHCRL, ona Oudewater 1889, aktenr. 160.
49 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 55.
50 RHCRL, ora Bodegraven 1, fol. 111v.
51 Aanwezig in de studiezaal van RHCRL: Index op de belastingregisters op het zout, zeep, redemptie- en herengeld, 1682-1706.
52 Als noot 51.
53 GAAR, ora Zwammerdam 17, fol. 24v, 21-11-1618 (FS scan 31/375).
54 RHCRL, wk Bodegraven 2, fol. 56 (FS scan 78/519).
55 RHCRL, ona Woerden 8518, aktenr. 135.
56 ELO, ona Leiden 1073, aktenr. 247 (pagina 461/512).
57 SMH, ona Gouda 413, fol. 183.
58 SMH, ona Gouda 413, fol. 187.
59 RHCRL, ora Bodegraven 1, fol. 186 (FS scan 204/488).
60 RHCRL, ona Woerden 8552, aktenr. 98.
61 RHCRL, ona Montfoort 1445, fol. 31v
62 Als noot 46 (de hele akte).
63 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 179.
64 Ibidem, fol. 265.
65 Ibidem, fol. 289.
66 RHCRL, ora Cattenbroek en de Uiterdijken van Mastwijk 23 (FS scan 10/337).
67 Als noot 49 (de hele akte).
68 Als noot 50 (de hele akte).
69 RHCRL, ora Linschoten en Mastwijk 80, fol. 139.
70 RHCRL, ora Cattenbroek en de Uiterdijken van Mastwijk 23 (FS scan 13/337).
71 RHCRL, ora Linschoten en Mastwijk 80, fol. 166.
72 RHCRL, ora Linschoten en Mastwijk 81, fol. 12.
73 Als noot 44.
74 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 106.
75 Als noot 46 (de hele akte).
76 RHCRL, ona Oudewater 1889, aktenr. 1339.
77 RHCRL, wk Montfoort 121, aktenr. 20, 25-9-1674. Waarom Floris Adriaensz hier wordt genoemd als man van Grietje Jans is me niet duidelijk.
78 Als noot 48 (de hele akte).
79 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 357.
80 Als noot 49 (de hele akte).
81 Als noot 50 (de hele akte).
82 ELO, ona Leiden 1036, aktenr. 103, 25-5-1669 (pagina 250/644).
83 GAAR, ora Zwammerdam 19, fol. 209v, 3-9-1638.
84 Ibidem, fol. 216, 18-5-1639.
85 Als noot 50 (de hele akte).
86 RHCRL, ona Woerden 8500, aktenr. 117, 3-7-1614.
87 RHCRL, wk Bodegraven 2, fol. 66 (FS scan 92/519).
88 Ibidem, fol. 43 (FS scan 56/519).
89 SAR, ona Rotterdam 53, aktenr. 469 (scan 503/700).
90 SAR, ona Rotterdam 53, aktenr. 505 (scan 553/700).
91 GAAR, ora Zwammerdam 18, fol. 79.
92 SAR, ona Rotterdam 66, aktenr. 269 (scan 403/496).
93 GAAR, ora Zwammerdam 19, fol. 129v (FS scan 135/645).
94 SAR, ona Rotterdam 348, aktenr. 63 (scan 130/325).
95 RHCRL, wk Bodegraven 2, fol. 28, 6-2-1641 (FS scan 36/519).
96 GAAR, ora Zwammerdam 19, fol. 268v, 7-2-1642.
97 GAAR, ora Aarlanderveen 3, fol. 123v, 1-5-1640 (FS scan 225/525).
98 SMH, ona Gouda 386, fol. 247.
99 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 327/455).
100 RHCRL, ora Woerden 45, fol. 142, 6-9-1617 (FS scan 203/551).
101 RHCRL, wk Montfoort 110, fol. 21.
102 Als noot 20.
103 Als noot 21.
104 Als noot 1.
105 RHCRL, wk Montfoort 111, fol. 262.
106 Ibidem, fol. 363v.
107 Als noot 36.
108 Als noot 38.
109 Als noot 39.
110 RHCRL, ora Woerden 45, fol. 273v (FS scan 334/551).
111 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2284 (FS scan 141/455).
112 Ibidem (FS scan 204/455).
113 RHCRL, ona Oudewater 1878, aktenr. 71.
114 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 335/455).
115 RHCRL, ona Woerden 8548, aktenr. 11.
116 SMH, ona Gouda 240, fol. 111.
117 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 347/455).
118 SMH, ona Gouda 241, fol. 217.
119 Ibidem (FS scan 43/346).
120 HUA, Kapittel van Sint Jan te Utrecht 328, fol. 19v (scan 19/133).
121 RHCRL, ona Oudewater 1890, aktenr. 120.
122 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 23.
123 RHCRL, ora Noord-Polsbroek 1700, aktenr. 124 (o.s.) (FS scan 277/558).
124 Ibidem, aktenr. 127 (o.s.) (FS scan 278/558).
125 HUA, ona Utrecht 270, aktenr. 161.
126 Als noot 114 (de hele akte).
127 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 261.
128 Ibidem, fol. 288.
129 RAG, ona Gorinchem 3995 (FS scan 457/533).
130 SMH, ona Gouda 372II, fol. 263.
131 SMH, ona Gouda 377I, fol. 222.
132 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 89v.
133 Ibidem, fol. 91.
134 HUA, ona Utrecht 574, aktenr. 103.
135 RHCRL, ona Oudewater 1879, aktenr. 34, 3-6-1642.
136 Utrechtse Parentelen deel 1, p. 272.
137 RHCRL, ora Noord-Polsbroek 1700, aktenr. 140.
138 RHCRL, ora Zuid-Polsbroek 1734, fol. 107 (FS scan 103/433).
139 RHCRL, ona Oudewater 1884, aktenr. 79, 10-4-1658.
140 Als noot 114 (de hele akte).
141 RHCRL, ona Oudewater 1887, aktenr. 62, 23-11-1665.
142 RHCRL, ona Oudewater 1447, fol. 358v.
143 Als noot 44.
144 HUA, ona Utrecht 265, aktenr. 23.
145 Ibidem, aktenr. 24.
146 RHCRL, wk Montfoort 119, aktenr. 5.
147 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 326/455).
148 Ibidem (FS scan 345/455).
149 Als noot 116.
150 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 233.
151 Als noot 118.
152 RHCRL, wk Montfoort 120, aktenr. 60.
153 Als noot 119 (de hele akte).
154 Als noot 121 (de hele akte).
155 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 403/455).
156 Ibidem (FS scan 403/455).
157 HUA, Kapittel van Oudmunster te Utrecht 933, 28v (scan 30/65).
158 Als noot 142.
159 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 22v.
160 Als noot 122 (de hele akte).
161 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 62v.
162 RHCRL, ona Oudewater 1916, aktenr. 22.
163 RHCRL, ona Oudewater 1907, aktenr. 94.
164 RHCRL, ona Oudewater 1894, aktenr. 17.
165 RHCRL, ona Montfoort 1448, fol. 183.
166 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 12/346).
167 RHCRL, ona Oudewater 1910, aktenr. 48.
168 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 61/346).
169 RHCRL, ona Montfoort 1450, fol. 306.
170 RHCRL, ona Woerden 8557, aktenr. 49.
171 Ibidem, aktenr. 67.
172 HUA Beeldbank, cat.nr. 200242.
173 RHCRL, wk Montfoort 116, aktenr. 30.
174 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 81.
175 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2285 (FS scan 297/455).
176 RHCRL, ona Montfoort 1447, fol. 113.
177 Ibidem, fol. 126.
178 Als noot 122 (de hele akte).
179 Als noot 162 (de hele akte).
180 Als noot 116.
181 RHCRL, beh.nr. M021, inv.nr. 2304, aktenr. 3.
182 RHCRL, wk Montfoort 121, aktenr. 25.
183 RHCRL, beh.nr. M021, inv.nr. 2304, aktenr. 7.
184 Als noot 105.
185 RHCRL, ora Willeskop en Kort-Heeswijk 2284 (FS scan 5/455).
186 Ibidem (FS scan 8/455).
187 HUA, Hof van Utrecht 233-3 (scan 581/1012).
188 Als noot 1.

Laatste update: 14 september 2024.